Correspondentie Baudelaire, aan Mme Aupick. Parijs, dinsdag 5 juli 1856.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN MADAME AUPICK
Parijs, dinsdag 5 juli 1856.
Lieve moeder,
Door alle opschudding heen die u waarschijnlijk wel kunt raden, heb ik mijn tweede deel af dat onder de drukpers ligt, en ik ben begonnen met het derde, waarvan het eerste deel in Le Moniteur zal verschijnen van 20 tot 30 juli.
Ik heb het geval op een goede manier verkocht (2500) en ik kan geen cent vragen voor de twintigste.
Wilt u zo goed zijn om aan Ancelle te vragen of hij me 200 frank wil voorschieten.
– Ik wil niet dat u de toegeeflijkheid van dit jaar betaalt, en ik verzeker u dat ik 1 januari volgend jaar bij hem niet meer dan 2400 frank zal hebben uitgegeven.
Ik ben nu echt gebrouilleerd met Le Pays, die ik het werk had beloofd, maar wat nog het grappigst is, is dan mijnheer Mirès denkt dat ik van hem 500 frank heb gekregen die ik in werkelijkheid nooit ontvangen heb.
Ik heb hem zojuist geschreven om hem in te lichten over deze deugnietenstreek.
Ik hoef u niet de nummers van Le Moniteur te sturen, ik neem aan dat u die krant krijgt.
– Ik heb verzaakt u enkele artikelen over mijzelf te sturen.
Ik denk, lieve moeder, dat u niet kunt lachen, met name wanneer men kwaadspreekt over uw zoon, - en zo’n heldenmoed is meer waard dan welke manier van denken op de wereld dan ook.
– Ik heb niet op uw lange brief geantwoord; op dezelfde verwijten zou ik alleen maar altijd dezelfde excuses antwoorden. Daden zijn veel beter.
Liefs.
CHARLES.