Correspondentie Baudelaire, aan Philoxène Boyer. Parijs, ongeveer 20 juni 1855.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN PHILOXÈNE BOYER
Parijs, ongeveer 20 juni 1855.
Beste Lyrique,
Ik heb gisteren van Asselineau vernomen dat u naar me toe was gekomen om me op te halen om de Engelsen te gaan zien.
U heeft geen idee hoezeer dit bewijs me geraakt heeft dat u mij niet vergeten bent.
Ik was vanochtend bij u om mijn excuses aan te bieden voor mij eeuwige armoede, die overigens deze maand het gevolg is van mijn volledige brouille met Dutacq en Cohen, zoals u waarschijnlijk al vermoedde.
Maar ik ben moedig weer op mijn benen gaan staan, en ik zal mijn Salon gebruiken.
Enfin, ik ben nu gezakt tot het aanvallen van die goede Buloz, en dat is, gelukkig, niet zo moeilijk!...
C.B.
P.S. Gaat Poe verkocht worden ? Eindelijk!
…Ah! Ik waarschuw u dat ik boter en wijn aan mevrouw Thierry ga vragen hoor.
Ik voorspel sinds enkele dagen dat ik u misschien nodig ga hebben voor een groot artikel over de tendensen in theaters.
U weet dat ik niet sterk ben in repertoires!