Correspondentie Baudelaire: België. Aan Catulle Mendès. Brussel, 3 september 1865.
Charles Baudelaire
Brussel, België.
- Door Vivienne Stringa
- 28-10-2017
- Vertalingen: Correspondenties
AAN CATULLE MENDÈS
Brussel, 3 september 1865.
Beste Mendès,
Bedankt voor uw brief en uw goede herinnering. Ik kan u binnenkort misschien een plezier doen met wat leesvoer van Engelse poëzie, of anders met een kritische studie die ik zelf gemaakt heb over Les Fleurs du mal.
Ik heb vroeger ooit een idee gehad dat analoog is aan dat van u, het ging om een serie voordrachten (onderbroken door kritische opmerkingen) waarmee een soort perspectief van de Franse poëzie gevormd zou worden - of een soort stamboom. Er zijn namelijk zoveel mooie dingen die zo onbekend zijn!
Het grote gevaar van uw onderneming is dat het een soort kermmis gaat worden, een tentoonstelling van onvermogen en verwaandheden, en van middelmatigheid. Vijf of zes dichters per avond! Mijn hemel! In vruchtbare eeuwen waren er maar tien, en dan nog.
Dat doet me denken aan een einde van een artikel in een Belgische krant, over de (civiele) begrafenis van Armellini.
- Gedetailleerde beschrijving van het katafalk.
- En dan:
“.......Achteraan volgde de ONTELBARE VEELHEID VAN DE VRIJE DENKERS”.
Wel, hoeveel zijn er na de historische tijden geweest?
De farcen buiten beschouwing gelaten, wens ik u veel geluk, en ik verzoek u mijn zeer vriendschappelijke groeten over te brengen aan Leconte de Lisle, en ook aan die goede Philoxène Boyer, die ik al jaren niet meer gezien heb, en aan wie ik vaak denk. - hij zou u volgens mij grote diensten kunnen bewijzen.
Dit land heeft een voorliefde voor zenuwpijnen. Dat is de reden waarom ik u zo laat terugschrijf.
Charles Baudelaire.
Noot.
“...en dan twee of drie jongelui als ik.” Beste vriend, hier zit een kleine valse bescheidenheid in waar ik van schrik.
U weet toch heel goed dat ik al uw gedichten ken, en ik zou u nog kunnen verbazen door er enkele van op te zeggen, - die ik maar éénmaal gelezen heb.