Correspondentie Baudelaire: België. Aan Coindard, Poulet-Malassis. Parijs, Honfleur, 6-8 juli 1865
Charles Baudelaire
Brussel, België.
- Door Vivienne Stringa
- 27-10-2017
- Vertalingen: Correspondenties
AAN CHARLES-JOSEPH COINDARD
Parijs, 6 juli 1865.
Geachte heer,
Eergisterenavond ben ik in Frankrijk aangekomen, en ik ben er nog helemaal akelig van.
Ik vraag u dus om vergeving voor het feit dat ik deze brief niet zelf naar u kom brengen, en ik wil u bedanken voor uw hartelijkheid.
Met de meeste hoogachting,
Ch. Baudelaire.
Wilt u zo vriendelijk zijn om uw antwoord aan de loopjongen te geven.
Als ik niet vanavond vertrek, dan vertrek ik morgen.
AAN AUGUSTE POULET-MALASSIS
Honfleur, zaterdag 8 juli 1865.
Beste vriend,
U krijgt mijn brief morgenavond, dat wil zeggen de dag voor de door u gestelde termijn. Maar toch, lever de schuldvordering niet over aan Pincebourde, of het moet zo zijn dat het u volledig koud laat om mij in een verschrikkelijke situatie te brengen.
- Ik denk dat u zeer binnenkort uw 2000 frank zult krijgen. Ik zal mijn best doen om te verkrijgen dat men die de 11e naar u opstuurt.
- Nu gaat het er voor mij alleen nog maar om om de vereiste som geld bijeen te vergaren om België uit te kunnen.
Ik ben de 4e 's avonds in Parijs aangekomen. Ik heb de persoon gesproken die belast is met de belangen van mijn moeder (mijnheer Ancelle, burgemeester van Neuilly, avenue de la Révolte).
Ik heb hem mijn situatie in verband met u uitgelegd, uw geldnood, de toestand waarin ik me zou gaan bevinden indien ik tegenover een nietsontziende speculant met kwade bedoelingen stond, ....etc..., kortom, hoe urgent het was. Dit gesprek vond plaats op 6 juli 's avonds.
Op 7 juli ben ik naar Honfleur vertrokken, en gisterenavond is de zaak in kwestie ter sprake gekomen met mijn moeder, ook al had ik me stellig voorgenomen om nooit meer van die betreurenswaardige vertrouwelijkheden aan mijn moeder te vertellen. Ik heb haar nergens om gevraagd.
Zij heeft toen uit zichzelf spontaan tegen me gezegd:
«Je moet daar uit komen. Dankzij jou zit ik zwaar in geldnood. Ik kan die 5000 frank niet betalen, zelfs geen 2000. Maar ik ga nu meteen mijnheer Ancelle vragen om me geld te lenen - om het mogelijke effect van die schuldeis teniet te doen. En jij betaalt die 3000 resterende frank maar later, wanneer je dat kunt.»
En zo kwam er dus in twee minuten een oplossing voor een probleem waar ik de rillingen van kreeg elke keer als ik er aan dacht.
- Mijn moeder heeft vandaag die man een brief geschreven, - die ik overigens zal gaan zien op mijn terugreis door Parijs.
Ik veronderstel dat het onmogelijk is dat hij weerstand biedt aan een wens van mijn moeder die zij zo formeel heeft verwoord. Maar daar zit 'm dan ook de clou: Hij zit misschien zonder geld.
En dan moet hij misschien óók wel gaan lenen, of gaan verschuiven, weet ik het?
Bovendien heeft hij het heel druk met zaken, en is hij een beetje traag van beroep. Maar, morgen is het wél de 9e! - Maar u kunt op mij rekenen dat ik hem op de hielen zal zitten.
Ik vraag u niet om een antwoord. Dat zou ongetwijfeld het mijne kruisen. Ik vertrek morgen naar Parijs, en ik denk dat ik 12 juli in Brussel ben.
Mijnheer Ancelle, die ik uit uw naam ga zien, heeft wel uw naam, maar ik herinner me niet meer of ik hem ook uw adres in Brussel heb gegeven.
U heeft vast Bracquemond gezien. Ik heb van mevrouw Meurice gehoord dat hij vertrokken is.
Deze keer neem ik niet uw schetsen en uw tekeningen mee. Ik ben te verslagen om dingen in te pakken.
Uw toegewijde,
Ch. Baudelaire.
Ik heb Hetzel gezien, die houdt zich alleen nog maar bezig met kinderboeken, en hij zal 1200 frank van me eisen zodra ik een andere uitgever heb gevonden, die naar ik hoop niet Pincebourde zal zijn.