Correspondentie Baudelaire: België, aan Jules Troubat. Brussel, maandag 19 februari 1866.
Charles Baudelaire
Brussel, België.
Charleroi.
- Door Vivienne Stringa
- 18-11-2017
- Vertalingen: Correspondenties
AAN JULES TROUBAT
Brussel, maandag 19 februari 1866.
Beste Troubat,
Ik ben enorm gevoelig voor het bewijs van vriendschap dat u me vanochtend gegeven heeft, dat verzeker ik u.
U weet dat ik niet een kind ben dat verwend is geweest door het leven.
Maar ik zal u zeggen dat uw brief me wel enigszins raadselachtig leek; wat betekent die mijnheer Lemerre nu?
Serieus, ik ken hem helemaal niet.
Dus, gaat mijn vriend weer op zoek naar een uitgever.
Ik geloof dat hij zelfs al een afspraak heeft gevraagd met de heer Dentu.
- Moet ik mijn vriend verzoeken om maar op te houden met alle te nemen stappen?
Julien Lemer heeft met twee maanden wijsgemaakt dat hij voor mij met de heren Garnier zou onderhandelen voor het geheel van mijn boeken, behalve Poe en La Belgique déshabillée.
Tevens vertelde gisteren een vriend van me die naar hen toe is gegaan dat Hippolyte Garnier beweert nooit ene Lemer te hebben gezien, en dat deze heren bovendien weigeren.
Ik denk dat ik rond 15 maart naar Parijs ga. Want aan deze situatie moet een einde komen.
Iedereen vergeet me. Ik moet een uitgever hebben voor mijn Variété artikelen, 3 delen, een uitgever voor Les Fleurs du mal, zeer uitgebreid, en Le Spleen de Paris (gedichten in proza), (ik ben met de laatste pagina’s bezig), 2 delen, en een uitgever voor La Belgique déshabillée, 1 deel.
Ik lees uw briefje weer over, en ik begrijp totaal niet of u mij mijnheer Lemerre nu aanbeveelt als zijnde bereid om werk van mij in zijn geheel te kopen, of alleen poëziewerken.
Alstublieft, geef me antwoord.
Ik ben aardig tevreden over mijn Spleen. Samengevat is het eigenlijk weer Les Fleurs du mal, maar dan met veel meer vrijheid en details, en meer spot.
Bedankt, uw zeer toegewijde,
CH. Baudelaire.