Correspondentie Baudelaire: België. Aan Julien Lemer. Brussel, 9 augustus 1865.
Charles Baudelaire
Brussel, België.
- Door Vivienne Stringa
- 27-10-2017
- Vertalingen: Correspondenties
AAN JULIEN LEMER
Brussel, 9 augustus 1865.
Beste vriend,
Ik kreeg vanochtend, woensdag 9 augustus pas uw brief, gedateerd de 7e en gefrankeerd op de 8e. Deze krijgt u morgenochtend donderdag de 10e. Is er dan nog tijd voor u om een aantal aantekeningen te gebruiken voor Les Fleurs du mal, die ik niet onbelangrijk acht?
Ik moet u allereerst bedanken voor alle moeite die u voor me doet en vooral voor uw brief van vanochtend.
Om u een idee te geven van een aantal zwakheden van mijn karakter zal ik u vertellen dat ik, omdat ik maar niets hoorde van u, me had ingebeeld er geen enkel boek van mij voortaan meer verkoopbaar was, en dat het dientengevolge nutteloos was om Le Spleen de Paris en La Belgique af te maken. Een perfecte en totale ontmoediging.
- Uw brief heeft me heel goed gedaan, en ik ga weer verder met Spleen de Paris, die waarschijnlijk aan het eind van de maand af zal zijn.
Om geen enkel middel ongemoeid te laten om aan een beetje geld te komen, zullen we, of zal ik, de resterende fragmenten aan Charpentier of aan La Revue française geven.
- Want ik begin op een wrede manier te voelen dat ik geldgebrek heb, en ik dacht dat de affaire in twee weken geregeld zou worden.
Maar, ik zou zo min mogelijk het bedrag dat u uit de boekhandel haalt aan willen breken, - waarvan overigens ten eerste al 1200 frank afgehaald moet worden voor Hetzel en 500 voor Manet, alvorens zelfs nog mijn schulden in Brussel te betalen.
Ik ben vergeten om Hetzel te vertellen dat Het Zwaard Damocles-Malassis niet meer bestond en dat er voor geen enkel proces gevreesd hoefde te worden. Het zal altijd nog vroeg genoeg zijn wanneer Les Fleurs en Spleen verkocht zullen zijn.
Nu kom ik bij uw brief. Momenteel bekommer ik me niet om de lotsbestemming van Pauvre Belgique! (wat geloof ik Une capitale ridicule zal gaan heten).
Zestien maanden geleden zei ik tegen mijnheer Dentu dat ik naar België zou gaan en dat ik er misschien met een boek vandaan zou komen.
Toen heeft hij me voorgesteld het van me te kopen. Aan de andere kant, toen ik onlangs door Parijs kwam, verzekerde Massenet de Marancourt me dat mijnheer Faure het graag van me zou afnemen.
Ik heb geantwoord dat ik Julien Lemer had opgedragen om zich met mijn zaakjes te gelasten en dat ik het recht niet had me daar direct mee te bemoeien. Heeft u Marancour soms nog gezien?
Maar om het boek niet meer af te maken onder het voorwendsel dat het vandaag geweigerd is, is absurd.
Ik heb er al teveel werk aan besteed om het niet meer af te maken.
Trouwens, ik heb een aantal rancunes te bevredigen jegens dit schandalige volk.
Ik moest lachen om dat verzet van Garnier en ik moest toen denken aan wat Alphonse Karr de Tyrannie des faibles noemt.
België is onschendbaar. Ik weet het. Maar dat kan me niet schelen.
Ik denk dat het goed is om de boekhandelaar te vertellen wat de volgorde is van publicatie. Hier volgt zoals ik denk dat er gehandeld moet worden:
Voor alles ten 1e: Fleurs du mal, uitgebreid met verschillende stukken, - en met verschillende artikelen en brieven, die betrekking hebben op de eerste en de tweede uitgave. (Théophile Gautier, Sainte-Beuve, Édouard Thierry (Moniteur), Asselineau, d'Aurévilly, Custine, Deschamps, etc.)
Dit alles aan het eind, net zoals Sainte-Beuve heeft gedaan voor Joseph Delorme. Dit ligt allemaal in gedeeltes bij mijn moeder, bij Malassis en bij mijnheer Ancelle. Ik zal er vast heel wat van terugvinden.
Ziet u dat het boek opgedragen is aan Théophile Gautier, en dat het voorwoord naast die opdracht een apart effect zou opleveren.
Ik weet dat mijnheer Eugène Crépet geen enkel recht heeft uit te voeren op de uittreksels die er uit zijn Anthologie gehaald zouden kunnen worden, die sindsdien verkocht zijn aan Hachette.
Les Fleurs du mal is het meest urgent voor publicatie, omdat daar, met name sinds twee jaar, overal naar gevraagd wordt, en omdat dat boek zelfs best duur verkocht wordt.
Als de boekhandelaar er later een luxere uitgave van wil maken, grand in-octavo of in-quarto, dan hoeft hij alleen maar de drukplaten van de fleurons, de georneerde letters en de sluitversieringen bij Poupart-Davyl op te kopen, die ten tijde van Malassis alvast gemaakt waren.
Er ontbreekt alleen nog een portret en een frontispice, in dezelfde stijl, waarvan de ontwerpen bij Bracquemond zijn.
Dus, eerst,
1. Fleurs du mal
2. Spleen de Paris (die als tegenhanger hiervoor dient)
3. Paradis artificiels (geen bekend boek)
4. Contemporains, peintres et poètes
(waar ik veel van verwacht, en die dan zodoende ondersteund worden door drie amusante boeken).
Aangezien u 's avonds weleens in het café van Bade komt, doe de groeten dan van mij aan Manet, - en zeg tegen hem dat ik er op reken dat hij niet zomaar naar Spanje gaat zonder me te waarschuwen.
Ik ga nog wat aan Sainte-Beuve schrijven.
Beste vriend, ik zie dat ik u veel belast, en ik geloof dat het niet zou passen indien ik, zelfs van u, een gratis toewijding ontvang.
Bedankt,
Uw toegewijde,
Ch. Baudelaire.
Ik ga weer verder met Spleen, en Belgique voorlopig even laten voor wat het is.
Ik zal u Les Fleurs du mal geven, tegelijk met de artikelen daarover.