Correspondentie Baudelaire: België, aan Madame Victor Hugo. Brussel, 12 januari 1866.
Charles Baudelaire
Brussel, België.
- Door Vivienne Stringa
- 12-11-2017
- Vertalingen: Correspondenties
AAN MADAME VICTOR HUGO
Brussel, 12 januari 1866.
Geachte mevrouw,
Hierbij de twee passages waar ik een toespeling op maakte toen ik het met u had over de laatste brief van mijnheer Sainte-Beuve die hij me geschreven had.
Deze brief was een antwoord op mijn brief waarin ik geschreven had dat ik het zo leuk vond dat ik u regelmatig zag, en om het soms met u over hem te hebben, met de volkomen natuurlijke sympathie van een lange vriendschap.
De lacunes zijn hier weergegeven door middel van puntjes, en in de brief van Sainte-Beuve zijn die gevuld met geklaag over de huidige anarchistische toestanden van de literatuur en over de onwetendheid van jongeren.
Het komt vast door mijn eigen brief waardoor hij op deze gedachtestroom gekomen is.
“Wij zitten, in feite, midden in een enorme anarchie en een grootst mogelijke versnippering. Soms worden er kleine groepjes gevormd, maar die hebben tot nu toe geen enkele stevigheid noch toekomst gehad………….. .
De literaire materie is constant heel rijk geweest, maar wel verstrooid volgens mij………….. .
Proudhon, de man waar u het over heeft, was vast degene die u het meest antipathiek vond.
Al die filosofen en socialisten willen de literatuur alleen maar als een instelling of een instrument om het volk fatsoen te leren.
Dat uitgangspunt is het meest tegenovergestelde aan het onze, want wij zijn geboren in een tussenperiode van schitterende en gelukkige fantasie………….. .
Het is heel vriendelijk van u dat u af en toe eens met mevrouw Hugo over mij praat; dat is de enige vaste vriendschap die ik gehad heb in dat literaire wereldje.
De anderen hebben het me nooit vergeven dat ik me op een gegeven moment heb afgezonderd………….. .
…..V. Hugo zweeft daar overal overheen, en hij maakt zich er niet al te druk over.
Alta sedet Æolus arce.
En ik ben ervan overtuigd dat als wij elkaar direct tegenkwamen, de oude gevoelens weer zouden bovenkomen vanuit hun diepste verborgen vezels.
Het is nog nooit gebeurd dat wanneer ik hem terugzag we het dan weer in een paar seconden weer met elkaar eens waren, net zoals vroeger.”…………..
De rest van de brief gaat over de literaire jeugd, over de pogingen van de jeugd, over het slecht benutte talent, het talent zonder grammatica en zonder traditie.
En aan het eind, maakt die brave vriend een hoogst bizarre conclusie, volgens mij: hij beweert dat ik weer terug naar Parijs moet, en dat ik de leiding moet gaan nemen van al die ongeordende bewegingen.
De gebruikelijke helderziendheid van Sainte-Beuve vertoont hier enkele gebreken.
Ik ben niet geschikt om aan wat ook maar leiding te geven, en ik heb diepe minachting voor mensen die zichzelf niet kunnen leiden.
Welnu, mevrouw, dit was dan de analyse van de brief waarover ik het onlangs met u had, en u mag er mee doen wat u wilt.
U mag, als u dat wilt, het aan uw man laten lezen. Wat me het meest is opgevallen toen ik het weer las, was dat Sainte-Beuve wel erg ver weg is van wat u mij vertelde, en dat hij niet eens het wantrouwen van mijnheer Victor Hugo vermoedt, omtrent een oude vriend.
Met de meeste hoogachting,
Charles Baudelaire.