Correspondentie Baudelaire: België, aan Mme Aupick. Brussel, 10 februari 1866.
Charles Baudelaire
Brussel, België.
- Door Vivienne Stringa
- 18-11-2017
- Vertalingen: Correspondenties
AAN MADAME AUPICK
Brussel, zaterdagochtend 10 februari 1866.
Lieve moeder,
Ondanks je voorzorgsmaatregel om niet hotel op je enveloppe te zetten, eiste de post toch dat ik je brief op het hoofdpostkantoor ging halen, omdat er een andere postbode in mijn wijk is gekomen.
Ik kreeg hem dus pas vanochtend, en je krijgt mijn brief dus pas morgenavond, of maandagochtend.
(Nu ik er toch aan denk, wil ik je vertellen dat er als gevolg van een nieuwe regel de brieven die ik uit Frankrijk krijg meestal gefrankeerd zijn met 30 cent in plaats van 40.)
Je hebt een hele slechte nacht gehad, dankzij mij. Ik heb dus een grote fout gemaakt door je te vertellen over mijn aandoening en zelfs over mijn zenuwpijnen.
Denk dan maar eens aan al die zenuwinzinkingen en al die migraineaanvallen die jij hebt gehad jarenlang. Dan is het toch niet zo verbazingwekkend, als ik dat een beetje van jou heb, en dat mij met mijn zwartgallige karakter en een vreselijke gevoeligheid wel eens wat overkomt?
Ik wil niet dat je naar Ancelle schrijft. Ik wil niet dat je hem stoort.
Hij weet dat ik al meerdere keren ziek ben geweest. Hij weet dat ik de vurige wens had om terug te komen, en dat ik wil betalen wat ik hier aan schulden heb.
De persoon die vrijdag uit Brussel vertrokken is (vrijdag vorige week) en die me beloofd heeft om hem enkele raadgevingen te geven, die komt morgen terug.
Die komt me vast wat nieuws brengen over mijn boekhandelaffaire.
Ik wil absoluut geen hulp van jou. Ik wil geen geld meer van je. Ik weiger je om vanuit Brussel informatie te geven over de bedragen van de schulden die ik hier heb.
Ten hoogste zou ik het nog willen accepteren als mijn overeenkomsten getekend waren, omdat ik dan een mogelijkheid had om je het geld terug te geven.
Ik heb vertrouwen in Ancelle, het gaat er alleen om dat hij weet waar hij heen moet. Ik ben doodsbang van jouw voorstellingsvermogen, en ik wil niet dat je je hoofd op hol brengt.
Ja, die 50 frank kan ik goed gebruiken. Ik ben van plan de dokter pas te betalen als ik vertrek, maar ik voel me vaak erg vernederd dat mijn medicijnen door de onderbazin van het hotel betaald moeten worden.
Maar nu, om je gerust te stellen, moet je weten dat ik al drie dagen niet duizelig ben geweest en niet heb hoeven over te geven. Het is wel zo dat ik niet erg sterk ben.
Maar de dokter zei:
“Hysterie! Hysterie! U moet er zelf bovenop komen, u moet uzelf dwingen te gaan lopen.”
Lopen, met dit weer, door die vreselijke straten en die kapotte wegen! Wandelen is onmogelijk in Brussel.
Wat echt belachelijk is, dat is wanneer er een man achter me loopt, of als er een kind of een hond langsloopt, dan moet ik bijna flauwvallen. Dat is toch belachelijk, nietwaar?
Gisteren ben ik naar een tentoonstelling geweest van tekeningen.
Maar na een paar minuten, net als wanneer ik mijn aandacht ergens op moet richten, (dit duurt niet eeuwig), voelde ik wat slechte symptomen aankomen, en ondanks de regen ben ik snel de buitenlucht in gerend.
Je ziet dat dit allemaal puur van de zenuwen komt. Als het mooi weer wordt, dan zal het allemaal verdwijnen. Het enige redelijke (naar mijn mening) dat de dokter gezegd heeft, is:
“Neem koude baden, en ga zwemmen”.
Maar in dit vervloekte Brussel is geen rivier.
Ja, ze hebben zwembaden uitgevonden, of kunstmatige bassins, waar het water een beetje lauw gemaakt wordt door een naastgelegen mechaniek.
Maar mijn voorstellingsvermogen vindt dat afgrijselijk.
Ik wil niet gaan zwemmen in een kunstmatig meer dat vervuild wordt door al die smeerlappen.
Dat advies is net zo moeilijk op te volgen als het wandelen.
– Ik ga op zoek naar koude douches.
Je vertelt me niet over jouw gezondheid.
Dat is erger voor me dan die van mij, want jij bent zwakker dan ik.
Je moet niet naar Ancelle schrijven, beloof me dat.
Die arme man heeft al genoeg te doen dat hij zich moet zien te redden met nieuwe affaires voor hem.
– neem het me niet kwalijk dat ik weiger.
Ik schaam me al teveel voor al het geld dat ik al van je heb afgetroggeld.
Ik moet je zeggen dat het nu al de vijfde keer is dat ik denk dat ik genezen ben. Al heb ik al een paar dagen geen terugval meer, ik zal de arts toch verzoeken me gezondheidsregels voor te schrijven die ik voortaan altijd zal moeten opvolgen.
Omdat ik uit mezelf al wijn, thee en koffie had geschrapt, had hij tegen me gezegd: Dat is te rigoureus.
Trouwens, voedsel heeft daar geen invloed op. Drink maar wat thee, en zelfs een beetje wijn.
Hij komt steeds weer terug op zijn woorden: zenuwaandoeningen, en op zijn antispasmen medicijnen, en ook zegt hij:
“Ga wandelen, ondanks uw verlegenheid.”
Ik zal voortaan altijd onmiddellijk op je brieven antwoorden.
Dank je en veel kussen.
Charles.
Ik wil niet op bed blijven liggen, maar ik ben wel bang om te gaan werken.