Correspondentie Baudelaire: België, aan Mme Aupick. Brussel, maandag 26 februari 1866.
Charles Baudelaire
Brussel, België.
- Door Vivienne Stringa
- 19-11-2017
- Vertalingen: Correspondenties
AAN MADAME AUPICK
Brussel, maandag 26 februari 1866.
Lieve moeder,
Ik begrijp niets of bijna niets van je brief. En niet begrijpen of niet begrepen worden is even vernederend.
Wat zijn dat nou voor artikelen waar je het over hebt? Ten eerste is er helemaal geen artikel van Deschanel.
Deschanel, docent, waar de dames en mejuffrouwen gek op zijn (je ziet hem al helemaal voor je) heeft in Parijs een openbare conferentie gehouden over mijn poëzie.
Ik ben daarover ingelicht door de kroniek van Le Temps ondertekend door Henry de La Madelène, die hem heel spiritueel verwijt dat hij zoveel handschoenen heeft aangedaan om aan het publiek een schurk als ik voor te stellen.
Omdat ik Deschanel ken, kan ik zijn conferentie wel raden. Daarbij heeft het commentaar van Ancelle, die net zoveel verstand heeft van literatuur als olifanten de bolero kunnen dansen, mijn mening bevestigd. Meer weet ik er niet van.
Ik heb je niet geschreven dat ik de draak met Deschanel zou steken, maar dat ik hem zou bedanken, wat mij, als spotternij, wel genoeg lijkt.
En ik heb er aan toegevoegd dat hij mijn bedankjes nog serieus zou nemen ook.
Andere fout: dat is de volgende, en die is voor een moeder wel een hele erge: je zoon is niet zesenveertig.
Hij wordt ook nog maar pas vijfenveertig over een maand en een paar dagen.
De hotelbazin maakt onverdraaglijke scènes met me, maar die zal ik nog verdragen.
Ik krijg geen rekeningen meer. Maar ik kan het bij benadering wel uitrekenen. In februari 1865 (een jaar geleden dus) was ik 1000 frank schuldig.
In de loop van 1865 heb ik 1600 frank gegeven. Het is dus alsof ik maar 600 frank heb gegeven over het jaar dat net voorbij is.
Ik moet ongeveer (minstens) 200 frank per maand berekenen.
Ja, ik wilde Ancelle ermee laten ophouden. Zijn uitgelatenheid en zijn enthousiasme maakten me bang. Ook al is Parijs geen dorp, elk beroep is een soort beroep waar alles doorverteld wordt.
En dus, zou een reeks mislukkingen bij verschillende boekhandelaren voor mij een desastreus effect hebben. Ik twijfel helemaal niet aan de vriendschap van Ancelle.
Maar ik denk wel dat hij door teveel enthousiasme een warhoofd kan worden. Ik had hem maar om één ding gevraagd: het mysterie Lemer-Garnier ontwarren, en, in plaats van daar in te slagen, heeft hij alleen maar rampen veroorzaakt. (Nogmaals, schrijf hem hier niets over, dat zou te kwetsend voor hem zijn.)
Het raadsel zal onopgelost blijven. H. Garnier had Sainte-Beuve om raad gevraagd, een teken van wil, H. Garnier had meerdere malen de wens kenbaar gemaakt om mijn werken af te nemen.
Auguste Garnier die vast heel rijk is, haat de avontuurlijke geest van zijn broer. De heren Garnier geven in hun brief van weigering allerlei absurde redenen op en maken zinspelingen op dingen die niet bestaan.
Ofwel Lemer is echt onvergeeflijk onhandig geweest, ofwel hij heeft de zaak op zo’n manier voorgelegd dat het wel moest mislukken, met als doel er zelf mee vandoor te gaan. En het ongeduld van Ancelle tenslotte heeft A. Garnier de gelegenheid gegeven om zijn broer Hippolyte te domineren.
Ancelle heeft nog geen antwoord gehad van Dentu, voor La Belgique.
Ik hoop dat ik 15 maart naar Parijs kan, en dan zal ik ook proberen jou te komen omhelzen. Dat zal me goed doen.
Voor wat betreft mijn gezondheid beloof ik je alles wat je maar wilt, want ik hoop echt dat ik nooit in de gelegenheid zal zijn er vandoor te moeten als een zieke.
En voor die reumatiek, de zenuwpijnen en dat gebrek aan soepelheid, dat is toch niet zo vreemd in een zo vochtig klimaat hier waarin de mensen zoveel van vocht houden dat ze, zelfs als het pijpenstelen regent, hun huizen wassen, niet alleen van binnen, maar ook aan de buitenkant?
Heel veel liefs en ik smeek je om je niet ongerust te maken.
Charles.