Correspondentie Baudelaire: België, aan mme Aupick. Brussel, vrijdag 22, 23 december 1865.
Charles Baudelaire
Brussel, België.
Charleroi.
- Door Vivienne Stringa
- 8-1-2017
- Vertalingen: Correspondenties
AAN MADAME AUPICK
Brussel, vrijdag 22 december 1865.
Lief goed klein moedertje van me,
Ik had je meteen op je dringende verzoek moeten antwoorden, maar ik heb drie of vier dagen dom lopen lanterfanten, en toen heb ik een zenuwpijn of hevige reumatiek in mijn hoofd gekregen, net als vorig jaar, maar nu duurt het langer, want deze martelgang duurt nu al twee weken voort. Nu zitten er wel tussenpozen in, want ik ben je immers nu aan het schrijven, maar ik weet nooit zeker of ik een rustpauze van twee uur heb. Ik heb laxeermiddelen genomen, en ik heb mijn hoofd in doeken gewikkeld die ik in kalmerende vloeistof heb gedrenkt.
Ik heb wel even wat verlichting gehad, maar de pijn wil niet weg.
En nu ben ik dus geen baas meer over mijn eigen tijd. En dan krijgt men hevige spijt niet te hebben gewerkt in tijden van goede gezondheid.
Het woord rente-inkomen was goed om op te vallen bij je, niet? Het is niet helemaal correct, en toch lijkt datgene wat ik bedoel veel op een inkomen. Er zijn boeken die een tijdelijke populariteit hebben, en er zijn andere die altijd verkopen.
Mijn vertaling van Poe, waarvan ik de rechten voor 2000 frank heb afgestaan twee jaar geleden, leverde me gemiddeld 500 of 600 frank op.
Als ik me sinds negen jaar serieus had beziggehouden met Les Fleurs du mal, dan waren ze minstens al negen keer herdrukt als het niet meer is, en dan had ik iedere keer mijn auteursrechten gekregen. Bij de boeken waar Lemer zich mee bezig houdt om te gaan verkopen, zitten er geloof ik maar drie die mogen hopen op ofwel een eeuwige verkoop, maar op zijn minst toch op een paar drukken, en dat zijn Les Fleurs du mal, Le Spleen de Paris, en Les Paradis artificiels. Kritieken verkopen over het algemeen langzaam, en worden niet vaak herdrukt.
Je begrijpt nu misschien wel dat wanneer een schrijver de baas blijft over zijn eigendom, en hij een bepaald aantal boeken heeft die makkelijk verkopen, hij dan een soort rente-inkomen bezit.
Om het je eenvoudig uit te leggen, stel je eens voor dat men via de wet het literaire eigendom tot in het oneindige mag overdragen, en dat sinds de dood van Racine zijn erfgenamen de auteursrechten over de herdruk van zijn tragedies hadden gekregen, kun je je dan voorstellen wat voor enorme sommen geld zij dan zouden hebben gekregen, zelfs wanneer we er van uitgaan dat het uiterst minieme rechten zijn?
Eigenaar blijven van je eigen werk (als enkele van die werken lange tijd achterelkaar goed verkocht worden), dat is bijna rijk zijn.
Een imbeciel had daarstraks het slechte idee om me op te komen zoeken. Na zijn vertrek kreeg ik weer sprongen van zenuwpijnen in mijn hoofd.
Ik onderbreek mijn brief. Er bestaan pillen met een speciale samenstelling tegen zenuwpijnen, ik geloof met kinine, codeïne en morfine. Omdat ik al heel lang een afschuw jegens opium heb, ben ik het nooit gaan gebruiken.
Maar als het over twee of drie dagen nog niet over is, ga ik het proberen.
Zaterdag 23 december 1865.
Met betrekking tot de voortdurende pech waarover ik klaag (en waarop ik wraak zal nemen als ik dat kan), kan ik toch niet, lieve moeder van me, jouw mening delen, ondanks alle eerbied die ik voor je heb.
Ik ken mijn slechte eigenschappen, mijn fouten en mijn lafheid net zo goed als jij. Ik zou mijn fouten graag nog vergroten, en ondanks dat, houd ik vol dat Parijs nooit erg eerlijk voor me is geweest. Dat men mij nooit heeft gegeven WAAR IK RECHT OP HEB, niet alleen in geld maar men heeft mij ook nooit op mijn waarde geschat.
En het beste bewijs dat er een soort van pech boven mij hangt, is wel dat mijn eigen moeder zich in menige omstandigheid zelf ook tegen me keert.
Over drieënhalve maand word ik vijfenveertig.
Het is te laat voor me om nog een klein kapitaaltje op te bouwen, vooral met mijn onaangename en onpopulaire talent. Het is misschien te laat al zelfs om al mijn schulden nog te kunnen betalen, en het zeker te stellen dat ik een vrije en eervolle oude dag kan onderhouden. Maar als ik ooit weer de groene jeugdigheid en de energie te pakken kan krijgen zoals ik zie vroeger ooit had, dan zal ik mijn woede met afschuwelijke boeken bekoelen.
Ik zou de hele mensheid wel tegen me op willen zetten. Ik zie daar een genot in dat me voor alles zou troosten.
In afwachting daarvan slapen mijn boeken, gemiste waardes voor dit moment. En daarbij, men is mij aan het vergeten.
Een jongeman uit mijn vriendenkring die uit Parijs kwam en door Brussel reisde, zei tegen me dat hij Julien Lemer was tegengekomen toen die net bij Garnier vandaan kwam.
En die beweerde nog steeds dat de zaak goed kwam. Hij had het niet meer over 4000 frank, maar over 5000 of 6000 frank.
Maar wat een geheimzinnigheid al dat getreuzel! Nou ja, ik zal zelf dan maar naar Parijs gaan, na de drukte van Nieuwjaar, om over dat alles dingen te weten te komen, en dan zal ik vast ook wel tot aan Honfleur doorreizen.
Julien Lemer heeft me laten weten dat hij graag de opzet en wat fragmenten uit het boek over België zou willen zien.
Nu is België ineens in de mode, door de dood van die oude beer van een koning, en door een massa aan kleine omstandigheden. Ik verdenk Lemer ervan dat hij het voor zichzelf wil hebben.
Maar als ik er van uitga dat wanneer het boek af is, dan zijn die 800 frank (dat is alles wat hij me ervoor zou kunnen geven) niet genoeg om me uit de ellende te halen.
En om redenen die jij wel makkelijk kunt raden, kan ik het boek niet laten drukken en publiceren zolang ik niet hier vandaan ben.
- En dus moet ik wéér terug naar die affaire Garnier, aangezien hij zich daarin wil vastbijten. Maar wel een half jaar kwijt! Wat een mysterie!
Maar goed, lieve moeder, ik verveel me dood, mijn grote afleiding is aan jou te denken. Mijn gedachten zijn altijd bij jou. Ik zie je in je kamer of in je huiskamer, werken, heen en weer lopen, gesticuleren, mopperen, en me van een afstand verwijten maken.
En ik zie ook mijn kindertijd die ik in jouw nabijheid heb doorgebracht, en de rue Hautefeuille, en de rue Saint-André-des-Arcs, maar dan ontwaak ik soms uit mijn dromerijen, en dan denk ik met een soort van terreurangst: “Wat belangrijk is, is een werkritme te krijgen, en van die onaangename compagnon mijn enige pleziertje te maken. Want er komt een tijd dat ik niets anders meer heb.”
Je wordt er moe van hè, me te schrijven? Dat liet je me merken in je laatste brief. Schrijf me dan van tijd tot tijd een paar regels, om me te zeggen dat het goed met je gaat, als dat waar is tenminste. Want ik wil wel de waarheid voor alles.
Ik zou graag jouw portret willen hebben. Dat is een idee dat ik heb opgevat en me maar niet loslaat. Er zit een uitstekende fotograaf in Le Havre. Maar ik vrees dat dat nu niet kan. Ik zou erbij moeten zijn. Jij hebt er geen verstand van, en alle fotografen zelfs de beste, hebben belachelijke manies, zij vinden een foto goed waarop alle wratten, alle rimpels, alle gebreken en foutjes, alle grove trekken van het gezicht heel goed en heel overdreven te zien zijn.
Hoe HARDER het beeld, hoe leuker ze het vinden. Daarbij zou ik graag willen dat het gezicht op zijn minst twee duim van afmeting is. Wat ik wil is alleen maar in Parijs te krijgen, dat wil zeggen een precies portret, maar dat het vage van een tekening heeft.
Maar goed, we denken er nog over, goed?
Lange tijd geleden alweer had ik een keer twee snuisterijtjes voor je op de kop getikt die je wel leuk zult vinden, hoop ik.
Zodra ik genoeg heb om het in te pakken en de port te betalen, stuur ik het je op.
Als je het niet leuk vindt, moet je het me eerlijk zeggen, maar neem dan in ieder geval de intentie aan van een zoon die heel gelukkig zou zijn indien hij jou iedere dag nieuwjaarsgeschenken kon geven, en die zelfs wel de Duivel zou willen spelen om vergeving te krijgen voor al het verdriet dat hij je gedaan heeft. Schrijf me hoe het met je gaat.
Deze brief gaat vanochtend weg. Dan krijg je hem zondagochtend als er in Honfleur ook op zondagochtend post wordt rondgebracht.
Charles.