Correspondentie Baudelaire: België, aan Mme Aupick, Brussel, maandag 13 november 1865.
Charles Baudelaire
Brussel, België.
- Door Vivienne Stringa
- 5-11-2017
- Vertalingen: Correspondenties
AAN MADAME AUPICK
Brussel, maandag 13 november 1865.
Lief klein moedertje van me,
Ik kan je alleen maar de informatie herhalen die ik je al gegeven heb.
Van 15 juli tot 12 augustus had mijnheer Julien Lemer enkele besprekingen met de heren Garnier voor mijn vijf boeken. Het zesde boek (België) wordt uitgesloten voor de markt.
12 augustus is mijnheer Hippolyte Garnier (de directeur van de boekhandel ) vertrokken voor zijn jaarlijkse reizen. Hij is 25 oktober weer teruggekomen in Parijs.
Ik weet alleen, en dat is een heel belangrijk teken, dat mijnheer Garnier Sainte-Beuve is gaan raadplegen, dat mijnheer Hippolyte bovendien wenst deze overeenkomst te sluiten, maar dat zijn broer Auguste tegen mij is.
En als de zaak niet doorgaat? zeg je. Waarom niet gelijk tegen me zeggen dat geen enkel boek van mij nooit meer verkocht zal worden ?
Alleen, ik voel me wel vergeten. Ik ben verdrietig. Ik ben nergens meer goed voor.
Ik verveel me dood. ik denk wel dat de zaak doorgaat, maar mijn grote angst is dat ik dan hier die 4000 frank die de gebroeders Garnier voor me neertellen moet gaan betalen; die 4000 frank die ik wilde bestemmen voor het betalen van schulden in Frankrijk.
Jazeker, het boek over België is heel ver gevorderd. Er ontbreekt niet veel meer aan, maar door een totaal gebrek aan geld ben ik verhinderd om het af te maken.
Ik zou mijn gedwongen vrije tijd moeten besteden aan het zoveel mogelijk bewerken van mijn poèmes en prose, en Mes contemporains, dan is dat in ieder geval vast gedaan.
Want ik moet het tóch een keer doen later. Maar ik heb helemaal nergens zin meer in.
Twee weken geleden schreef een krantendirecteur me dat als ik hem een keuze van die fragmenten wilde opsturen, op voorwaarde dat ze niet van dien aard waren dat ze zijn abonnees zouden bedroeven, hij me dan onmiddellijk 300 of 400 frank zou sturen. Niet alleen heb ik niets gedaan, maar ik heb hem ook niet eens teruggeschreven.
Mijn huidige slaaptoestand lijkt veel op spleen, maar ik moet er toch maar een plicht van maken om je vaak te schrijven. Want ik zie dat de winterproblemen wreed voor je zijn begonnen.
En het idee dat ik je kan vermaken geeft me misschien wel de moed die ik niet meer heb voor mijn eigen belangen.
Je wilde de waarheid. Die heb ik je gezegd.
- Ik zie iedere dag in de etalages van de Brusselse boekhandels al die vuile taal en die dagelijkse onnodige dingen liggen die in Parijs worden gedrukt, en dan raak ik woedend als ik denk aan mijn zes boeken, vruchten van jaren arbeid, waarmee ik, als ze alleen maar een keer per jaar herdrukt zouden worden, een mooi inkomen zou kunnen hebben.
Ah! Ik mag wel zeggen dat ik nooit echt verwend ben geweest door het lot!
Lemer zegt steeds: geduld! Hij beweert dat hij de zaak als excellent beschouwt voor de gebroeders Garnier. Daar twijfel ik niet aan.
Ik verdenk hem ervan dat hij er zo lang over doet om niet gehaast te lijken, en omdat hij weigert om iets van mij te krijgen, wil hij door hen betaald worden - of liever, ik begrijp er niets van.
Blijf zo gezond als je maar kunt. Dat is alles wat ik van je vraag en alles wat van de hemel vraag.
C.B.