Correspondentie Baudelaire: België, aan Sainte-Beuve. Brussel, 15 januari 1866.

Charles Baudelaire
Brussel, België.

Constant Permeke.Charles Baudelaire, correspondentie Brussel, België. Vertaling Charles Baudelaire, Vertalingen Vivienne Stringa.

Zoom  Constant Permeke. 1886-1952. Belgisch kunstschilder.

AAN SAINTE-BEUVE
Brussel, 15 januari 1866.
[en 5 februari.]

 

Beste vriend,

     Ik kan u niet genoeg bedanken voor uw goede brieven. Het is des te beter voor u dat ik hoor dat u heel erg druk bent. Ik doe er soms lang over om u terug te schrijven, maar dat komt omdat ik in een gezondheidstoestand zit die mijn hele wilskracht breekt, en waardoor ik soms zelfs op bed moet gaan liggen voor meerdere dagen.
– Ik ga uw raad opvolgen , ik ga naar Parijs, en ik ga de gebroeders Garnier zelf zien. En dan moet ik u misschien weer heel onbeleefd om een steuntje in de rug vragen. Maar wanneer? Ik zit al zes weken in de apotheek. Dat ik bier moet laten staan, dat is alleen maar goed. Thee en koffie, is erger, maar dat gaat nog. Wijn? Hemel! Wat wreed. Maar dan is er een nóg wreder beest, dat zegt dat ik noch moet lezen, noch studeren.
Vreemde geneeskunde die de belangrijkste functie wil verbieden! Een ander vertelt me als enige verlichting dat ik hysterisch ben.
Bewondert u ook net als ik dat rekbare gebruik van goed uitgekozen chique woorden om onze onwetendheid te verbergen voor van alles en nog wat?

     Ik heb geprobeerd me weer te buigen over Le Spleen de Paris (prozagedichten) want, het was nog niet klaar. Goed, ik heb de hoop om binnenkort weer een nieuwe Joseph Delorme te laten zien die zijn rapsodisch gedachtegoed aan elk incident van zijn flaneren ophangt en die uit elk object een onaangename moraal haalt.
Maar wat zijn dergelijke bagatellen moeilijk te maken, wanneer je ze tegelijkertijd op een lichte en penetrante manier wilt uitdrukken!

     Joseph Delorme is daar zomaar op een heel natuurlijke manier ingekomen. Ik heb uw gedichten ab ovo weer gelezen. Met plezier zag ik dat ik bij elke pagina die ik omsloeg de verzen herkende als oude vrienden.
Het schijnt dat ik als kind nog helemaal niet zo’n slechte smaak had.
(Bij Lucain overkwam me hetzelfde. La Pharsale was nog steeds fonkelend, melancholiek, hartverscheurend en stoïcijns, en troostte mijn zenuwpijnen.
En door dit plezier kwam ik op de gedachte dat wij in werkelijkheid heel weinig veranderen. Dat wil zeggen dat er in ons iets invariabels zit.)

     Aangezien u toegeeft dat u het niet erg zou vinden om over uw werk te horen praten, zou ik zeer de neiging kunnen hebben om u hierover dertig vertrouwelijke pagina’s te schrijven, maar ik denk dat het beter is om die eerst in goed Frans voor mezelf te schrijven, en die daarna naar een krant te sturen, als er tenminste nog een krant bestaat waarin we over poëzie mogen praten.

     Maar dan hier toch een paar suggesties van het boek die zomaar in me opkomen:

     Ik heb veel beter dan eerst Les Consolations en Les Pensées d’Août begrepen.

     Ik heb de volgende stukken als meest in het oog springend genoteerd:

     Sonnet à Madame G., pagina 225.

     (U heeft mevrouw Grimblot dus gekend, die grote elegante roodharige dame, voor wie het woord vrijpostigheid gemaakt is, - en die zo’n hese stem had, of liever een diepe sympathieke stem net als sommige Parijse actrices?
– Ik heb menig maal tot mijn genoegen mevrouw de Mirbel haar de les mogen horen lezen, en dat was heel grappig.
Maar misschien vergis ik me ook wel, het is misschien een andere  mevrouw G.

     Deze poëziebundels zijn niet alleen poëzie en psychologie, maar ook annalen.)

Tu te révoltes, pag. 192.

Dans ce cabriolet, pag. 193.

En revenant du convoi, pag. 227.

La voilà, pag. 199.

     Op pagina 235 was ik een beetje gechoqueerd om het fet dat u de goedkeuring wilde van de heren Thiers, Berryer, Thierry, Villemain. Voelen die heren echt wanneer een kunstvoorwerp ons als de bliksem treft of ons betovert? En u bent dus echt bang dat u niet gewaardeerd wordt, dat u zoveel rechtvaardigende documenten bijeen heeft vergaard? Heb ik toestemming van de heer de Béranger nodig om u te mogen bewonderen?

     Hemeltjelief! Ik zou bijna Le joueur d’orgue vergeten op pagina 242.

     Ik heb veel beter dan vroeger het doel en de kunst van verhalen begrepen als Doudun, Marèze, Ramon, mijnheer Jean, etc. Het woord analytische elegie past veel beter bij u dan bij André Chénier.

     Er is nog een stuk dat ik geweldig vind, dat is het verhaal van een grafwake bij een onbekend kadaver, gericht aan Victor Hugo, op het moment van de geboorte van een van zijn zonen.

     Wat ik het Décor noem (landschap of meubilair) is altijd perfect.

     Op sommige plekken van Joseph Delorme zie ik een beetje teveel luiten, lieren, harpen en Jehovah’s. Dat steekt af bij Parijse gedichten. Trouwens, u was gekomen om dat allemaal te vernietigen.

     Maar, pardon eigenlijk! Ik dwaal af! Ik heb u hier nooit zo uitgebreid over durven schrijven.

     Ik heb stukken teruggevonden die ik uit het hoofd kende (waarom leest men zo graag in drukletters wat het geheugen zou kunnen opzeggen?)

Dans l’île Saint-Louis (Consolations.)

Le Creux dela vallée, (pag. 113.)

Dat is nu echt Delorme !

En Rose  (charmant), pagina 127.

Stances de Kirke White,  pagina 139.

La Plaine  (mooi oktoberlandschap), pagina 138.

     Nou zeg! Ik stop ermee. Het lijkt of ik u complimenten geef, en dat mag ik helemaal niet. Dat is brutaal.

5 februari.

      Beste vriend, de brief is lange tijd onderbroken gebleven. Ik kreeg weer duizelingen en flauwtes.

     Daarna hoorde ik dat u ook ziek was geworden, of dat u het geweest was. Dit verontrust me en verontrust Malassis ook. Het schijnt dat er sprake was van een operatie. Wat is dat allemaal? En hoe staat u er nu voor?

     Geen beleefdheidsformules bij mij in uw brieven. Maar, alstublieft, zeg tegen uw fidus Troubatès dat hij me een paar regels schrijft over uw gezondheid. Zeg dan ook tegen hem, indien u de tijd heeft om aan zulke bagatellen te denken, dat ik het heel leuk zou vinden als hij voor mij een nummer kan vinden van een nieuw tijdschrift, L’Art, en me inlichtingen te verschaffen over een ander tijdschrift, in dichtvorm: Le Parnasse (met een adjectief aan het eind).

     Malassis heeft niets gevonden over Voisenon. Ik denk dat hij een beetje van slag was door die kleine preek van u. Hij had inderdaad een vreemd idee (zonder dat hij zich daarvan bewust was). En omdat ik weet dat u nooit lang boos bent op mensen die van u houden, moest ik er erg om lachen.

Nu we het toch over vriendschap en verloochende vriend hebben, weet u dat het prachtige vers:

Is als een kind voortijdig gestorven in onze flanken

     Vers 12, pag. 195, 2e deel, vertaald terug te vinden is, en heel goed hoor! In een novelle van Paul de Molènes, La Pâtissière, geloof ik, verhaal van de liefde van een perfecte officier van lichte cavalerie (stijl Molènes) voor een banketbakster?  Het beeld wordt van vriendschap naar liefde getransfereerd. Misschien wist hij niet dat hij u nadeed.

Maar, u bent ziek, en het is goed mogelijk dat ik u maar vermoei.

Uw toegewijde,

Ch. Baudelaire.

  Inhoudsopgave     Volgende brief