Correspondentie Baudelaire: België, aan Sainte-Beuve. Brussel, dinsdag 2 januari 1866.
Charles Baudelaire
Brussel, België.
Gevangenis in België.
- Door Vivienne Stringa
- 11-11-2017
- Vertalingen: Correspondenties
AAN SAINTE-BEUVE
Brussel, dinsdag 2 januari 1866.
Beste vriend,
Ik heb gezien dat u voor het eerst van uw leven uw lichaam in eigen persoon aan het publiek heeft overgeleverd. Ik doel hiermee op een portret van u, gepubliceerd door L'Illustration.
Dat lijkt wel erg op u zeg! Die ongedwongen air, spottend, en een beetje geconcentreerd, en zelfs het kleine kalotje is niet verborgen.
Zal ik u zeggen dat ik me zodanig verveel, dat dit eenvoudige fotootje me zo goed deed? Deze zin lijkt wat brutaal. Maar het betekent gewoon dat bij het gevoel van in de steek gelaten te zijn door een paar oude vrienden uit Parijs (in het bijzonder Julien Lemer), uw afbeelding genoeg was om me van mijn verveling af te leiden.
Wat zou ik er niet voor over hebben om binnen vijf minuten even in de rue Mont-Parnasse te zijn, om een uurtje met u over uw artikelen over Proudhon te praten met u omdat u zelfs naar mensen kunt luisteren die jonger zijn dan u?
Geloof me, het is niet zo dat ik de reactie, in zijn voordeel, onterecht vind. Ik heb veel van hem gelezen, en hem ook een beetje gekend. Met de pen in zijn hand was het een goede rekel.
Maar hij is, en zal nooit, een Dandy geweest zijn, zelfs niet op papier! Dat is iets wat ik hem nooit zal vergeven.
En dat is wat ik noem, ook al zou ik hier alle groten en alle denkers boos om maken, De Gevoelswereld.
Over uw werk zeg ik niets. U lijkt, meer dan ooit, op een biechtvader en een zielenknijper. Dat zeiden ze, geloof ik, ook van Sokrates, maar de heren Baillarger en Lélut verklaarden, naar hun geweten, dat hij gek was.
Weer een nieuw jaar dat begonnen is, en dat vast net zo vervelend, stompzinnig, en net zo misdadig zal zijn als de voorgaande jaren.
Wat kan ik u voor goeds wensen? U bent een goed man, aardig, en (iets buitengewoons!) men begint u recht te doen ! (Er zijn hier maar twee personen met wie ik over u kan praten, maar dan wel op twee heel verschillende manieren, - Malassis en mevrouw Hugo.)
Toen ik in juli weer terug in Brussel was, dacht ik dat een Frans schrijver de gelegenheid niet voorbij mocht laten gaan om Victor Hugo een bezoekje te brengen.
Dit gevoel komt voort uit mijn aangeboren beleefdheid, maar heeft me in een hoogst grillig avontuur doen belanden. Ik zal het u wel vertellen, als ik u ooit nog zie.
Want ik denk soms wel eens, hoewel ik maar zes uur van mijn vrienden af zit, dat ik ze nooit meer zal zien.
Alleen mevrouw Hugo hoort uw naam en uw lofrede met plezier, ondanks haar zoons.
Het woord: grand poète, dat verbaast haar niets. O ja, op dit gebied is de duidelijkheid niet voldoende weergegeven.
Misschien zal ik daar het meest aan meehelpen. Als men tenminste nog een regel van mij wil drukken!
Ik klets veel te veel, als een zenuwachtige man die zich verveelt.
- Antwoord mij maar niet, als u niet vijf minuutjes vrije tijd heeft.
Uw zeer toegewijde.
C.B.
Van wie is dit sonnet uit Un Parnasse satyrique, herdrukt in België? Saint-Victor heeft gegokt op Théophile de Viau, Malasis op Racan (!!!), en ik op Maynard. We hebben het misschien alledrie fout.
C.B.
Vannacht, droomde ik dat Phillis terug was,
Mooi, zoals zij bij het klare daglicht was,
Wilde dat haar fantoom weer de liefde bedreef,
En dat ik net als Ixion, een naakte omheldsde!
Haar schaduw glijdt geheel naakt mijn bed in
En zegt: Lieve Damon, hier ben ik weer!
Ik ben alleen nog maar mooier geworden in dit trieste verblijf
Waarin sinds mijn vertrek het lot me vasthield
Ik kom om de mooiste minnaar weer te kussen!
Ik kom om opnieuw te sterven in je omhelzingen!
Dus, toen dit idool mijn vlam had misbruikt,
Zei ze tegen me: Adieu! ik ga weg naar de doden toe;
Omdat je pochte mijn lichaam te hebben ge....
Zou je ook pochen mijn ziel te hebben ge.....!