Correspondentie Charles Baudelaire, aan Maxime du Camp, Parijs, maandag 3 januari 1853.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN MAXIME DU CAMP 1
Parijs, maandag 3 januari 1853.

 

    Indien ik u niet onmiddellijk mede zou delen hoe groot mijn vreugde was die ik kreeg bij het lezen van het tweede gedeelte van uw boek, dan zou ik niet gehoorzamen aan een uitdrukkelijk bevel van mijn geweten. Als u er nog een paar zoals deze maakt, dan bent u wat ik in mijn eigen taal een geredde man noem.
    Ik zou dat heel graag ook over mezelf willen kunnen zeggen. – Voor wat betreft het pantheïsme, ik hoop altijd dat mannen wiens talent ik sympathiek vind en die zichzelf pantheïst noemen, dat die dat woord opvatten in een nieuwe betekenis.
Want omdat ik me vaak op hen vind lijken, zou ik het te onaangenaam vinden indien ik er achter kwam dat ik lange tijd pantheïst ben geweest zonder het te weten.

Uw toegewijde,

Ch. Baudelaire

    Overigens, gisteravond kwam ik de dwaze Philoxène tegen, hij was zeer gekwetst door al zijn avonturen, en ondanks dat het proces-verbaal van zijn getuigen in een krant was afgedrukt, heeft hij een te heftige provocatie gedaan tegen zijn tegenstander. – ik heb hem LETTERLIJK gezegd wat u vanochtend tegen me zei, ik heb erg mijn best gedaan.
Ik heb er alleen aan toegevoegd dat ik dacht dat er niets vernederends voor hem inzat om een bezoekje aan u af te leggen.
Ik deed dat, en ik dacht daar goed aan te doen, omdat ik hoopte dat u hem wel wat goede raad kon geven.

C.B.


1 Maxime Du Camp (1822 - 1894). Schrijver en fotograaf, lid van de Académie française.
 

  Inhoudsopgave     Volgende brief