Correspondentie Charles Baudelaire: België. Aan Madame Aupick, Brussel, dinsdag 30 mei 1865.
Charles Baudelaire
Brussel, België.
- Door Vivienne Stringa
- 21-10-2017
- Vertalingen: Correspondenties
AAN MADAME AUPICK
Brussel, dinsdag 30 mei 1865.
Lieve goede moeder,
Er is niets veranderd aan mijn plannen.
Trouwens, ik moet wel naar Parijs gaan om met verschillende personen te gaan praten, en ook moet ik mijn papieren doorzoeken in Honfleur. Ik vertrek zeer binnenkort.
- Alleen de hotelbazin had me al tien dagen lang een linnenverstelster beloofd, en de vrouw die ik uiteindelijk gevonden heb heeft haar werk nog niet af.
Verder heb ik plotseling weer last gehad van die zenuwpijnen (dat is niets) en van mijn buik.
Ik heb een paardenmiddel genomen, en ik ben nu verzwakt door een serie laxeermiddelen.
- Ik ben nu alleen maar bezig om mijn pakket Poèmes en prose gestaag dikker te maken, want ik zou geen nee willen zeggen tegen wat kleine geldbedragjes in Parijs over ongepubliceerde artikelen.
Lieve moeder, je schrijft me dingen waar ik om moet huilen. Zal ik je dus heel oud, heel erg oud gaan vinden? Maar ik vind dat toch niet belangrijk?
Ik weet dat ik me nooit verveel bij jou.
Ik zal alleen die wrede opmerking maken dat ik gek ben geweest dat ik al die jaren niet bij jou heb doorgebracht. Ik heb me die laatste jaren op een misdadige manier ontzegd.
Die reis van mevrouw Bâton doet me plezier maar maakt me ook ongerust, het doet me plezier, omdat het je afleidt. Maar het maakt me bezorgd vanwege de angsten waarover je me verteld hebt.
Maar die vrouw kan toch niet zó gek of onbeleefd zijn dat ze van een oude vriendin eist dat die voortdurend boven haar krachten in beweging is.
Als ik mijn doel bereik, in Honfleur gaan wonen eind juni, dan zweer ik je echt dat ik daar dan op zijn minst een half jaar niet vandaan ga, zelfs niet voor kleine zakenreisjes.
Ik omhels je en ik vraag je me al mijn fouten te vergeven, al mijn lafheden, al mij luiheden.
Ik ben niet gek, ik ben niet ondankbaar. Ik ben laf, en ik zit vol wroeging.
Charles.
Je moet je niet zoals je gewend bent bezorgd maken voor de ongemakken waar ik het over heb. Het is alleen maar heel lastig, meer niet.
En dit keer is die wandelende zenuwpijn niet in mijn kop gaan zitten noch in de buurt van mijn hart.
Dat zijn de twee meest onverdraaglijke plekken.
Je brief van zaterdag de 27e kwam pas gisteren maandag de 29e.