Correspondentie Charles Baudelaire: België. Aan Mme Aupick. Brussel, zondag 26 maart 1865.

AAN MADAME AUPICK
Brussel, zondag 26 maart 1865.

Lieve moeder,

    Geen nieuws.
Toen ik jouw handschrift zag, dacht ik dat je me schreef om me te melden dat je mijn nieuwste boek had ontvangen.
Ondanks mijn herhaaldelijke verzoeken,
heeft men dat boek, dat toch de 16e verschenen is, niet opgestuurd naar jou, en ik heb zelf niet eens één exemplaar kunnen bemachtigen.
Wat een gek die Lévy!

     Ik heb zojuist daarover weer een brief geschreven. Wees gerust voor wat betreft jouw keizer.
Ik vind je brief helemaal niet leuk.
Je hebt veel te veel respect voor iedereen.

Uit luiheid, lafheid en misprijzen heb ik mijn artikel niet afgemaakt.
Misschien doe ik hem wel bij mijn boek over België.

Ik wilde je wel bedanken voor alles wat je tegen me zegt wat aardig en lief is.
Ik heb het zeer nodig om te weten of er iemand is die van me houdt.

We zien elkaar misschien wel zeer binnenkort.
Ik moet dan wel verplicht weer terugkomen in dit land van bruten.
Maar dat zou dan maar voor heel korte tijd zijn.

Veel kussen.

Vreselijke winter. Maar het gaat goed met me.

Charles.

  Inhoudsopgave     Volgende brief