Correspondentie Charles Baudelaire: België. Aan Narcisse Ancelle, Brussel, dinsdag 18 april 1865.

AAN NARCISSE ANCELLE
Brussel, dinsdag 18 april 1865.

   De originele brief

Geachte Ancelle,

     Ik moet dinsdag naar Namen, daarna weer terug naar Brussel om naar Parijs te gaan, daar breng ik een pak manuscripten naartoe, van daar naar Honfleur, waarvandaan ik ander pak manuscripten meeneem naar Parijs, en dan moet ik van Parijs weer naar Brussel terug, waar ik hoop deze laatste keer maar een dag of tien te moeten blijven.

     Wilt u zo vriendelijk zijn me die 150 frank van mei alvast te geven.
Ik heb geen enkele kaart voor vrij reizen met de trein, en ik denk niet dat ik tijd heb om er nog een aan te vragen op doorreis in Parijs.

     Bovendien moet ik wat linnengoed hebben voor ik vertrek en ook een schone aktetas om papieren en tekeningen in te kunnen vervoeren zonder ze te beschadigen.
Zoals u ziet heb ik, ervan uitgaande dat ik uw antwoord pas overmorgen donderdag de 20e heb (en daar reken ik op ), nog maar heel weinig tijd over, maar vooral nog maar heel weinig geld, want de vijf reizen eerste klas zijn al bijna 150 frank.

Ik neem de boeken die ik u heb beloofd niet mee. Dat zou niet veilig zijn.
Ik zal iets verzinnen om ze u in mei te doen toekomen.

Ik heb hoef u niet te vertellen dat ik u een bezoek zal brengen bij mijn reis door Parijs.

Uw toegewijde,

C.B.

Wel wel! Die kleine Paradol van u heeft u erg verheugd, is het niet?

Parijs maakt me als de dood zo bang.
Maar ik moet er naartoe, en daarbij heb ik teveel zin om mijn moeder weer te zien.

Ik zal haar schrijven voordat ik op weg ga.

Reçu van mijnheer Ancelle de somma van honderd en vijftig frank voor de maand mei.

Brussel, d.d. 18 april 1865.

Charles Baudelaire.

Rue de la Montagne 28

(en niet: Hôtel du Grand Miroir).

  Inhoudsopgave     Volgende brief