Correspondentie Charles Baudelaire : Brussel, België. Aan Michel Lévy. Brussel, donderdag 9 maart 1865.
Charles Baudelaire
Brussel, België.
- Door Vivienne Stringa
- 8-10-2017
- Vertalingen: Correspondenties
AAN MICHEL LÉVY
Brussel, donderdag 9 maart 1865.
Beste Michel,
Ik ben de afgelopen dagen zo ziek geweest dat ik geen enkele brief heb kunnen beantwoorden. Maar uw brief van 21 februari vroeg nu ook niet direct een onmiddellijk antwoord.
U waarschuwde me dat u Histoires grotesques et sérieuses in de verkoop zou brengen. Heel goed. Het boek is van u.
U bent de baas, en ik moet u bedanken voor alle welwillendheden die u voor mij gehad heeft.
Maar, mocht het toevallig zo zijn dat dit boek nog niet in de verkoop is, en als Julien Lemer aan wie ik die zaak had opgedragen, die fragmenten (Marie Roget en Habitations imaginaires) ergens had ondergebracht, en als die fragmenten op het punt stonden te verschijnen, zou u dan niet nog even wachten?
Wees dan zo vriendelijk om daarnaar te vragen bij Julien Lemer.
Waarde, ik heb u helemaal niet aangeboden om zelf de vertaling te doen van Melmoth voor u.
Ik had tegen u gezegd: Ik zal u een goed idee geven. U zult daar makkelijk een eerlijk vertaler voor kunnen vinden.
Ik moet toegeven dat ik een slechthumeur had gekregen door de tactloosheid van de heren Verboeckhoven en Lacroix, en dat ik u daardoor hier over spreek, en met name de zekerheid dat dit mooie werk verpest, bevlekt en als een dweil behandeld zal worden.
Verder denk ik dat ik terug zal komen op wat ik gezegd heb. Ik zal er over schrijven naar Julien Lemer. Ik ben er van overtuigd dat een eenvoudige aankondiging als: Melmoth de Maturin, vertaald door Ch. Baudelaire, met een noot van mijnheer Flaubert of d'Aurévilly (die net als ik twee oude romantici zijn ) voldoende is om de speculatie Lacroix ten onder te laten gaan.
Ik heb uitgerekend dat er twee maanden regelmatig werk nodig is om het hele werk te vertalen. We zouden heel stoutmoedig een eerste oplage van 10.000 exemplaren kunnen maken. Ik weet wat ik hier zeg.
Ik heb net de vreselijke vertaling uit 1820 herlezen, en onder de Franse tekst voelde ik overal de Engelse zinnen. Maar, zoals u mij vertelt, dat is uw zaak niet.
Alleen, als u Julien Lemer ziet, zeg hem dan wat ik u vertel hier.
Doet u de groeten aan Calmann en aan Parfait. Ik veronderstel dat Calmann de distributielijst die ik hem heb opgestuurd niet heeft weggegooid.
Ik denk dat het beter is als hij mij de lijst opstuurt waarop de mensen staan aan wie hij het boek gaat geven, zodat er geen dubbele zendingen komen, want op mijn vriendenlijst staan veel journalisten. Ik zal aan iedere vriend een bon sturen voor een exemplaar.
Voor Brussel heb ik niet meer dan drie of vier exemplaren nodig.
Mijn antwoord aan Janin is al lang af, over Heine et la jeunesse des poètes. En toen ik het eenmaal af had, en tevreden was dat het klaar was, heb ik hem gehouden.
Ik heb hem naar geen enkele krant gestuurd. Ik heb ook een repliek geschreven voor La Préface de Jules César, en die heb ik ook maar gehouden. Ik ben begonnen met iets kleins over Chateaubriand waar ik mee doorga, die beschouwd wordt als de chef van het dandyisme in de fatsoenswereld, waarin ik deze grote man zal wreken voor de beledigingen van de hele moderne schurkenjeugd.
Ik ben die gazetschrijvers zat, die onwetenden, die kladderaars, de hoofdredacteuren met hun pionnenfrikkerigheid. Pionnen houden niet van pioniers.
Het komt vast door mijn sympathie voor d'Aurévilly dat ik op die stomme woordgrap ben gekomen.
Ik houd die stukken alleen maar hier om ze bij mijn boek te doen, met de titel: Quelques-uns de mes contemporains, dat Julien Lemer bij de uitgever zal brengen die hij zelf wil, omdat mijnheer Michel Lévy beweert dat de kritieken van mijnheer Ch. Baudelaire niet interessant genoeg zijn.
Uw toegewijde,
Ch. Baudelaire.