O leeuw, ongelukkig beeld Van jammerlijk gevallen koningen Ken je nu alleen maar in kooien In Hamburg, bij de Duitsers.
Ik ken een ander conin Die ik geheel levend zou willen nemen. Zijn hol is tussen de tijm Uit de valleien van het land van Tederheid.
Ik wens in mijn huis: Een vrouw met haar verstand, Een kat tussen mijn boeken door, Vrienden in alle seizoenen Zonder welke ik niet kan leven.
Met zijn vier dromedarissen Ging Pedro d'Alfaroubeira De wereld af en bewonderde hem. Hij deed wat ik zou willen doen Als ik vier dromedarissen had.
Mooie dagen, muis van de tijd, U knaagt beetje bij beetje mijn leven. God! Ik word achtentwintig jaren, En heb die slecht geleefd, tot mijn benijd.
PAGINA