Les Fleurs du Mal. Baudelaire, Marcel Proust “Contre Sainte-Beuve”
Les Fleurs du Mal. Charles Baudelaire
Marcel Proust “Contre Sainte-Beuve”
- Door Vivienne Stringa
- 10-09-2017
- Vertalingen: Charles Baudelaire
Les Fleurs du Mal
Paris, Poulet-Malassis et de Broise, 1857.
Bindwerk van Marius Michel, ingesneden leer van Guétant, 1910.
Originele uitgave, uit de collectie van Pierre Bergé.
Dit exemplaar is inclusief de zes veroordeelde gedichten en bevat drukfouten, zoals “Feurs” in de titel op de pagina’s 31 en 108, en de fout “captieux” in plaats van “capiteux” in het eerste vers op pagina 201.
Dit exemplaar is van Sainte-Beuve, waarin Baudelaire op de titelpagina schreef:
Aan Sainte Beuve, met zoonlijke vriendschap, Ch. Baudelaire
De opdracht met handtekening bewijst de affectie die de dichter heeft voor zijn oudere collega.
Het respect en de trouw die Baudelaire zijn leven lang aan de dag legde voor “Oom Beuve” was niet altijd zonder ambiguïteit en kwam grotendeels slechts van één kant.
Toen Marcel Proust bezig was met het redigeren van zijn werk “Tegen Sainte-Beuve” besprak hij hierin ook deze onevenwichtige relatie:
“Sainte-Beuve was geraakt door de bewondering, eerbied en vriendelijkheid van Baudelaire.
De dichter stuurde hem af en toe een gedicht toe en schreef hem geestdriftige brieven over Joseph Delorme, over Les Consolations, over zijn Lundis, maar Sainte-Beuve heeft nooit geantwoord op de vaak gestelde vraag van Baudelaire om iets over hem te schrijven, al was het maar één artikel.
De grootste dichter van de XIXe eeuw staat niet eens in Les Lundis (…).
Hij staat er in ieder geval heel summier in.
Tijdens het proces vraagt Baudelaire op een gegeven moment om een brief van Sainte-Beuve ten behoeve van zijn verdediging: maar Sainte-Beuve vindt dat hij dat vanwege zijn banden met het keizerlijke regime niet kan maken.
Dus beperkte Sainte-Beuve zich tot het sturen van een anoniem verdedigingsplan dat de advocaat mocht gebruiken, maar dan alleen zonder Sainte-Beuve met naam te noemen…”
Hij had echter wel een brief geschreven aan Baudelaire over “Les Fleurs du Mal” die in de Causeries du lundi stonden, met, waarschijnlijk om zijn lofzang binnen de perken te houden, het argument dat deze brief geschreven was met de gedachte de verdediging te hulp te komen.
Hij begint met Baudelaire te bedanken voor zijn opdracht maar kan zich er uiteindelijk niet toe zetten om iets lovends te zeggen.
Proust ironiseerde daarop over de beroemde en waarschijnlijk enige zin waarin recensent Sainte-Beuve een oordeel velde over de gedichten van zijn vriend:
“U heeft vast veel geleden, mijn beste jongen”…
“Hoe vaak is men met Sainte-Beuve niet geneigd uit te roepen:
wat een oude knar of wat een oude schurk!”
Marcel Proust, Contre Sainte-Beuve.
Ondanks de verwaande houding van de recensent getuigt deze zin van Sainte-Beuve van een soort van “vaderschap”: het feit dat Sainte-Beuve met name Volupté had gelezen was voor de jonge Baudelaire daar het bewijs van, en daarom schreef hij een gedicht als eerbetoon aan het boek, zonder enige vorm van vleierij.
De lederen omslag van Marius Michel die Louis Barthou besteld had, was op de voorkant voorzien van een prent van ingekerfd leer, gemaakt door Louis Guétant, en die geïnspireerd is op het gedicht “Les bijoux”:
“De zeer geliefde was naakt en omdat ze mijn hart kende,
Had zij slechts haar klinkende sieraden behouden,
Waarvan de rijke uitrusting haar een overwinnaar liet lijken
Wat op gelukkige dagen de slaven der Moren hebben”