Vertalingen Charles Baudelaire
Charles Baudelaire
Spleen
Wanneer de hemel laag en zwaar drukt als een deksel
Op de kreunende geest, ten prooi aan lange verveling,
En hij vanaf de horizon die de hele cirkel omhelst
Over ons een dag giet die nog triester is dan de nachten ;
Wanneer de aarde veranderd is in een vochtig cachot,
Waar de Hoop, als een vleermuis,
Wegvliegt met zijn verlegen vleugel fladderend tegen muren,
En zijn hoofd stotend tegen verrotte plafonds ;
Wanneer de regen zijn immense sluiers uitspreidt,
Van een weidse gevangenis de tralies imiterend
En een zwijgend volk van infame spinnen
Zijn netten komt spannen diep in onze hersenen,
Springen ineens klokken op in razernij
En lanceren een afschuwelijk gehuil naar de hemel,
Net als zwervende geesten zonder vaderland
Die halsstarrig beginnen te kermen.
- En lange lijkwagens, zonder tamboer noch muziek,
Passeren langzaam in mijn ziel ; de Hoop,
Overwonnen, huilt, en de vreselijke despotische Angst,
Plant zijn zwarte vlag op mijn voorovergebogen schedel.
Charles Baudelaire heeft naast zijn werk als auteur gedurende zijn hele leven ook een immens aantal brieven geschreven, vanaf zijn jeugd in 1832 tot 1866, toen hij niet meer kon schrijven en de laatste brief liet dicteren. (Hij overleed in 1867.) De meeste brieven schreef hij aan zijn moeder.
Ook zijn er vele brieven aan Narcisse Ancelle gericht, de man die na een familieberaad was aangewezen om hem een maandelijkse toelage te geven uit de erfenis van zijn echte vader. De familie had hiertoe besloten uit angst dat Baudelaire alles zou opmaken. Dit betuttelend beleid heeft hem zijn hele leven zo gekwetst dat hij daar in zijn brieven vaak over sprak als hij bij Ancelle weer moest bedelen om geld te krijgen.
Tevens zijn er brieven gestuurd naar diverse auteurs en kunstenaars, naar zijn uitgever en de drukkerij, naar kranten, en zelfs enkele brieven naar de Académie Française, in een poging om er lid van te worden.
De thema's in zijn brieven lopen erg uiteen, van optimisme in zijn jeugd op de kostschool omdat hij goede cijfers kon laten zien aan Général Aupick, de man met wie zijn moeder was hertrouwd na de dood van zijn vader, maar hij schrijft ook over straf op school, over de plannen die hij heeft. Als hij wat ouder is schrijft hij over zijn ideeën, diverse ziektes, geldproblemen, verhuizingen, niet uitbetaald krijgen voor gepubliceerd werk, en over gestolen ideeën voor vertalingen. In zijn brieven loopt zijn stemming uiteen van vreugde en enthousiasme tot deprimerend, als gevolg van diverse problemen, en hij doet zelfs een serieuze aankondiging dat hij zelfmoord gaat plegen. Ook komen we enkele dingen te weten over de perikelen en problemen rondom de publicatie van Les Fleurs du Mal, tot aan het laatste jaar waarin hij nog kon schrijven, 1866. De gehele correspondentie van Charles Baudelaire (van 1832 tot 1866) heb ik in het Nederlands vertaald.
Les Fleurs du Mal. Marcel Proust
De brieven op deze pagina's zijn geselecteerd uit zijn gehele correspondentie, die begint vanaf zijn kindertijd op 9 januari 1832 tot aan zijn verblijf in België op 31 maart 1866. De gehele correspondentie (1490 brieven in totaal) van Baudelaire is vertaald door mij, Vivienne Stringa, van 2002 tot 2007.
Correspondentie (11 jaar tot 17 jaar)
Aan Alphonse Baudelaire.
1 februari 1832. Lyon.
11 jaar oud
Beste broer,
Je had gezegd dat ik je iedere eerste van de maand moest schrijven en dus voldoe ik aan mijn plicht.
Ik zal je over mijn reis vertellen.
Eerste stommiteit van mama: bij het inladen van haar bagage op de imperiaal, merkt ze dat ze haar mof niet meer om heeft en ze schreeuwt als een toneelactrice: “En mijn mof dan!”
En ik antwoord haar kalm: “Ik weet waar die is en ik zal hem wel gaan halen.” Ze had hem in het kantoor laten liggen op een bankje.
We stappen in de diligence, eindelijk daar gaan we.
Wat mij aangaat, ik was al vanaf het eerste moment in een slecht humeur vanwege die mof, de waterbollen, de kandelaars, de heren- en dameshoeden, de jassen, de hoofdkussens, dekens, nogal veel, allerlei soorten mutsjes, schoenen, bontsloffen, laarsjes, manden, jampotten, bonen, brood, handdoeken, enorm veel kippen, lepels, vorken, messen, scharen, draad, naalden, spelden, kammen, jurken, rokken, zoveel, wollen kousen, katoenen kousen, korsetten op elkaar gestapeld, biscuitkoekjes, en de rest kan ik me niet meer herinneren.
Broer van me, je zult wel kunnen aanvoelen dat ik omdat ik altijd in beweging moet kunnen zijn, altijd of op de ene voet of op de andere moet kunnen staan, dat ik niet meer kon bewegen, en nauwelijks bij het raam kon gaan zitten.
Maar binnenkort word ik weer net zo vrolijk als normaal. We moesten in Charenton overstappen en vervolgden onze weg.
Ik weet niet meer waar we allemaal overstapten, dus ga ik nu maar verder met de avond.
Toen de dag ten einde liep, zag ik een mooi schouwspel, en dat was de ondergaande zon.
Die rode kleur vormde een vreemd contrast met de bergen die zo donkerblauw waren als de aller-donkerste pantalon. Ik had mijn zijden mutsje opgezet en toen liet ik me voortgaan tegen de rug van het rijtuig aangeleund en toen dacht ik dat altijd reizen me een heel aangenaam leven zou lijken.
Ik zou je er nog wel meer over willen vertellen, maar een vervloekte opdracht verplicht me nu om mijn brief hier af te sluiten.
Je kleine broer.
Charles Baudelaire.
Vergeet je niet mijn zus en Théodore de hartelijke groeten te doen.
Ik zal je het vervolg van mijn reisverhaal rond 1 maart sturen.
Mama en papa wensen je veel goeds.
Aan Alphonse Baudelaire
Lyon, 6 september 1832.
11 jaar oud
Beste broer,
Wat is er nou, wat is er gebeurd, ben je boos op me, of ben je soms ziek? Ik heb je nu al twee keer geschreven. Heb je mijn brief dan niet ontvangen? Maar ik heb in een vorige brief van je gekeken en daar stond je adres in. Ik dacht dat het huis van mijnheer Ducessois bekend was in Fontainebleau en daarom heb ik op de brief die ik je een tijdje terug geschreven heb Per adres Mijnheer Ducessois gezet. Misschien schrijf je me niet omdat je niet weet waar ik woon.
In dat geval is mijn adres rue d’Auvergne nummer 4.
Ik ben op vakantie maar het is net alsof dat niet zo is. Ze hebben het lelijke idee gehad om me net als de rest van het jaar op het internaat te laten. Wat het ergste is, is dat papa me beloofd had om te reizen, maar hij heeft geen tijd. Vertel me dus echt je adres in Fontainebleau zolang je daar nog bent en verwittig me ervan wanneer je vertrekt. Ik denk dat je op de place des Fossés woont. Kom op, als je boos bent omdat ik de eerste van de maand heb overgeslagen, vergeef het me et redi mecum in gratia.
Schrijf me terug. Schrijf me over wat je doet, of je vaak op jacht gaat.
Ik geef toe dat mijn eerste jaar niet erg standvastig is geweest. Want ik heb op school alleen maar een eervolle vermelding gekregen.
Ik heb in dit internaat wel wat boeken gewonnen maar wat betekent een prijs in een klein internaat?
Maar ik ga wel over naar de tweede op school en ik hoop dat ik word opgemerkt.
Ik heb twee uitnodigingen gehad voor het platteland, maar mama zei dat ze helemaal niet wist of we wel zouden gaan. Ik heb in al mijn brieven vergeten je te vertellen over onze kennissenkring. We kennen geen enkele Lyonse dame.
Al onze kennissen zijn militairen, de intendance en de gendarmerie. We hebben in onze kennissenkring een aantal aardige mensen, en een aantal charmante dames.
Ik hoef je die niet op te noemen, dat zou je toch niet interesseren, want die ken je niet.
Ik ben ook vergeten je te vertellen over ons huis. Dat is mooi. Zonder overdrijven, wij hebben één van de mooiste uitzichten van Lyon.
Je kunt je niet voorstellen hoe mooi het is, hoe magnifiek het is, hoe mooi het is [sic], hoe rijk begroeid deze heuvel is, hoe groen hij is.
Kom op, schrijf me terug. Adieu. Heel veel liefs voor jou en ook aan de hele familie.
Je jongere broer
Charles.
Mama en papa doen je ook de groeten.