Vertaling Léo Ferré Idolen bestaan niet
Het is een bevolkte eenzaamheid, de zin van onze sociale status. Een eenzaamheid bevolkt door beelden. Daarom willen de mensen de stad bijna niet uit. Er is een hoop ontkenning voor nodig om buiten de cirkel te leven.
De wijzen die daarin slagen worden van de lijsten gehaald. Men houdt niet van marginalen. Gezond verstand, zo zei Debussy, is een godsdienst die is uitgevonden om de imbecielen te verontschuldigen dat er teveel van zijn. En dat gezonde verstand vindt goden uit, afgoden, idolen, zeggen we tegenwoordig.
De hedendaagse mens wordt bewerkt volgens canons van een beleid dat meer te danken heeft aan de godsdienst van de afbeelding dan aan Karl Marx. Een idool is in de eerste plaats een afbeelding, een schets, een figuratie. Mevrouw Garbo was een actrice.
Mijnheer Aznavour is een idool. Lelijke idolen zijn rendabeler in die miserabele handel omdat zij beter beantwoorden aan de vraag van de grote gemene voyeur die zichzelf meer herkent in een Aznavour dan dat hij in de buurt van een Garbo komt. In feite, zijn er zonder voyeur geen idolen.
Het is niet de plastische vorm die het idool maakt, maar het potentieel van verlangens, van nietszeggende uitvindingen in dromende bedden, en het oog maakt het beeld. Een slecht geschoren idool met kringen onder zijn ogen dat gepresenteerd wordt als op een bedmatje is net zo efficiënt als Mevrouw Bardot die door vier camera's wordt opgenomen.
Het is dus niet zozeer meer de schoonheid die telt maar een bepaald soort aanwezigheid die gecontroleerd wordt door platenmaatschappijen, een boekenuitgever, een reclamekartel.
Haal hem maar eens weg, de touwtjestrekker: weg idool, niets meer. Om een idool te zijn moet je, hoe dan ook, op het veld staan, aan muren hangen, je moet jezelf geven. Prostitutie is niet alleen maar je lichaam verkopen, je moet het ook eerst aanprijzen.
De taaltic van de vertaling van het woord pin up is interessant op alle fronten. Men noemt een meisje met mooie vormen een pin up, terwijl men eigenlijk zou moeten zeggen: het is een opgespelde. Het criterium van de idolatrie is de speld.
Drie zinnen: offerande, marteling, tentoonstelling. Offerande op het podium, op het televisiescherm, in de columns van France-Dimanche.
Net als op de kermis betast men, bespreekt men, neemt men. De marteling komt daarna, soms op straat - een idool is publiek bezit, net als sommige meisjes, - de blikken van bezit, de ogen van de koehandelaar. De marteling wordt, snel, geconsumeerd middels een handtekening, een geschreven gift omdat men niets anders heeft. De tentoonstelling ten slotte, op de muur van de slaapkamer, en de speld die het idool doodt. Met neemt het icoon dat men pakken kan.
Net even genoeg tijd om een beetje in de richting van de geschiedenis te duiken, en hop daar komt vanuit het diepste van onze status een catalogus met idolen omhoog waarin goden strijden met de tenoren uit de politiek of het priesterschap. Als Johnny Hallyday priester was, dan was het één en al wierook in de meest gesteriliseerde huizen, en wat zou men niet aan missen, gebeden en aflaten verzinnen om van een musichall-zanger een nieuwe Bouddha te maken, een Jezus met cowboylaarzen.
Ik heb net de tijd, net genoeg tijd om mijn gebed achterin mijn keel weg te stoppen en weg te gaan, mezelf met godslasteringen begorgelend. Niets is niets waard. Geen enkel mens is geen enkele moeite waard. Het gebed, of het nu uit een kille ochtend omhoog stijgt in een banale kerk, of uit een muziekmachine sijpelt is een afschuw van behoeftigheid.
De Gaulle, Paulus VI, Einstein, Sartre, Vartan, Brassens, Jazy... wat betekent dat allemaal? Sartre zegt dat literatuur aan het wankelen gaat bij een man met honger. Maar alles wankelt, zelfs bij de verzadigde mens. En dus? Dus, spuwen we maar op idolen, hoe dan ook.
Ik word razend bij de gedachte dat ik me een mens voorstel die zich laat vernederen. Ik buig in het uiterste geval alleen voor liefde. Ik heb lief zonder ooit te buigen. Vandaag de dag heeft men het over “idolen” alsof het gaat over kalmerende middelen, pepmiddelen, over "gadgets” van paraplu's, of over geneesmiddelen tegen verveling, kiespijn, kinderbijslag...
Voelt u zich niet lekker? Koop dan bij mij het idool van de dag, van het uur, het laatste album van Dinges, en alles komt goed. Luister naar Europe 1 en u komt alles te weten over deze nieuwe vorm van aanbiddingssociologie. In een café in Lyon zei de dochter des huizes serieus zonder een grap te maken : “Mijn Johnny”.
Dit is het punt waarop ik aan de enige waarheid van de hedendaagse verafgoding kom... Oké, ik neem uw idool, ik koop hem van u, maar dan moet hij wel helemaal van mij zijn, niet de plaat, maar de persoon, het levende ding dat u mij presenteerde en verkocht, helemaal gegraveerd in de was.
Ik moet ermee naar bed kunnen. Het is mon, het is ma, het is de mijne. Ik heb geen altaar thuis, dus, mag ik even? De foto en de overdracht compenseren het. Morgen, dan verander ik. Hé, kijk, Zitrone! Waarom niet? Zitrone - Zeus ... Idolen creperen niet, we nemen gewoon een ander. Het is tekenend dat onze tijd een tijdperk is van “woorden”.
Het woord is de sleutel geworden van onze afzwakking, van onze angsten, van onze onderwerping aan de koning, aan de baas, aan de Natie. Het woord idool is heruitgevonden door handelaren.
Het werd opnieuw opgenomen door de Staat, voor zichzelf. Kijk eens naar de TV: idolen zorgen ervoor dat de tijd en het slechte nieuws voorbij strijkt. Het idool vult de tijd op wanneer er niet genoeg nieuwsfeitjes zijn. In de tijd van Rudolf Valentino sprak men nog niet van idolen. Het ging wel over, net als schurft.
Tegenwoordig pleegt men geen zelfmoord meer om een Rudolf. Het idool is de afhankelijkheid van erotiek in inpakpapier. Dat meisje uit Lyon dat het had over haar Johnny, wie weet, als de nacht gekomen is, wat ze dan doet met haar opgespelde handtekening?
Zij ondertekent zich, waarschijnlijk. De televisie is een idolenverorberaar. Een bidsprinkhaan. Kom in beeld, ga over straat: men zal u vragen om te tekenen, te signeren...
Mannen moeten wel heel erg ongelukkig zijn dat ze het icoon tot in de toilethokjes gaan zoeken. Een toilethok inderdaad die TV, die op afgesproken tijd bij u binnenkomt, die uw oog verorbert zoals de slang het oog van de vogel opeet.
Het zijn wel die "beelden" die de dienst en de omzet uitmaken in de winkels. Wanneer ik zelf wel eens op dat scherm voorbij moet komen dan sta ik niet los van die paljassen. Ik ben er zelf ook zo een. Buiten, als ik “teken”, dan regel ik het altijd zo dat ik het voetstuk weghaal. Ik ben vol afschuw wanneer ik die ogen zie op zoek naar goddelijk vlees.
Ik laat dat liever over aan de eucharistie. Ik ben een man als u, jongeman! Vanwege die beelden die op uw ogen worden afgestuurd met behulp van het elektrische altaar dat men televisie noemt, hierom en hierdoor zijn er en verkoopt men datgene wat men is overeengekomen idolen te noemen. Vóór deze gedwongen verkoop van geëlectrificeerde gezichten, waren er alleen idolen in tempels.
De idolen die aan ons voorgesteld worden stellen kinderverdriet voor dat door werknemers uit de commercie is vormgegeven. De informatie- en distributietechnieken staan in dienst van het afkorten. Exclusief : Sylvie - Johnny. Hét evenement : Bardot - Moreau. Élisabeth lijdt in stilte. Soraya zonder Shah ... Idolen worden verkocht voor twee frank, elke week. We leven met 200 per uur. We hebben lief met 200 per uur.
Binnenkort zullen we ook zo sterven.
Een tijdschrift als Janus vond het nodig om een onderzoek te doen naar idolen. Maatschappelijk feit? Nee. Beeldenfabriek voor lege ogen. Voor wat betreft gedwongen, gekwetste ogen, die moeten maar snel naar iets anders kijken.
Men kan zich door die ongeluksslangen laten vangen.
Handelaren vinden behoeftes uit waaraan zij gelijktijdig kunnen voldoen. De behoefte aan idolatrie gebeurt niet zonder het album of de krant en het ingesloten obstakel dat men moet overwinnen.
Leg een lokaas in een rattenkooi : het arme dier zal op den duur vanzelf verneukt worden en de blik, objectief, achter het raam, wordt geïnformeerd door een vreemd soort sociologie: de geconditionneerde reflex ... Idolen bestaan niet, zelfs niet in een rattenkooi. Idolen, dat zijn lokmiddelen.
Vermijd het, loop er langs.
Ik kende, en ken nog beroemde mannen en vrouwen. Ik heb Ravel gezien, in 1933, in een concertzaal, bij een orkestrepetitie en Paul Paray die zich van tijd tot tijd omdraaide en tegen hem zei : “Meester ...”
Ik keek naar hem. Hij was klein, heel wit en leek niet op zijn muziek. Ik zag in 1948 Fernand Léger, bij hem thuis, voor een schilderij staan van zo'n mentale wreedheid dat ik aan mijn eigen bril begon te twijfelen. Hij vroeg me wat ik er van vond.
Ik deinsde achteruit van schrik en lafheid.
Er bestaan mensen die Léger in hun gebedsmolen stoppen.
Voor mij was Léger dik en aardig. Er bestaan geen idolen. Nee. Idolatrie is literair of stompzinnig. Er bestaan alleen mensen, en dan nog... Er is het leven, en dan de dood. Dat is alles.