Vertalingen Les manigances : Journal d'une égoïste,¹ Elsa Triolet
Gekonkel, dagboek van een egoïste¹, Elsa Triolet
In mijn familie word ik beschouwd als hét voorbeeld van egoïsme. Dit is al zolang aan de gang dat zelfs al zou ik me vandaag de dag helemaal aan mijn naaste opofferen en mezelf daarbij totaal vergeten, dan nog zouden ze daar het bewijs van egoïsme in zien, en een reden om egoïstisch te kunnen zijn. Ik zou lepralijders kunnen verplegen, me in de vlammen werpen om een kind te redden, mezelf helemaal kaalplukken om een gezin met veel kinderen te helpen, het zou niets helpen: nog zou ik als een egoïste sterven. Misschien komt het omdat ik niet zo’n fraai karakter heb. Ik heb niet gehuild toen mijn vader stierf, ik huilde niet toen mijn moeder stierf. Ik ga ervan uit dat het feit dat het niet in me opkwam die onverschilligheid te verbergen er de oorzaak van is dat ik nu die reputatie heb. Mensen huilen volgens mij vaker om hun doden omdat ze zelf bang zijn voor de dood, ze huilen uit egoïsme. Ze huilen ook omdat ze zo gehecht waren aan de aanwezigheid van de gestorven man of vrouw. Maar ik ben helemaal niet bang voor de dood. Het leven! Mijn God… blij toe als het is afgelopen. En voor wat mijn ouders betreft, ík was niet gehecht aan hun aanwezigheid, ík zou hen niet gaan missen. Ze hielden van me, vast wel … zo weinig dat ik er nu nog littekens van heb. Ik heb met mijn vader misschien één keer op gelijke voet gestaan : de nacht dat ik alleen met hem was gebleven, hij in zijn doodskist, ik op een stoel ernaast … hij zei niets en hij kon me niet meer tegenhouden om hem op mijn eigen manier te mogen; hij hinderde me niet meer.
Mijn moeder was nog niet zo oud toen mijn vader doodging. Er ging even wat tijd overheen, en toen nam ze een minnaar. Die minnaar beviel me niet, en, zonder vooroordeel, hij wás ook onaangenaam. En toch heb ik veel moeite gedaan om ervoor te zorgen dat het nooit bij mijn moeder zou opkomen te denken dat ik dacht, of liever, heel goed wist dat ze met hem naar bed ging. Ik wilde haar niet storen, geen inbreuk maken op haar leven… Ziet u, men heeft heel vaak gedacht dat het respect dat ik voor andermans privé-leven had een vorm van egoïsme was. Ik probeer me zo goed en zo kwaad als het gaat te verdedigen. Mijn moeder ging in mijn ladekasten snuffelen, uit liefde voor mij, uit ongerustheid en waakzaamheid… Ik wist me van schaamte geen raad wanneer ik sporen vond van haar onhandige huiszoekingen. Ik ging er ook vandoor wanneer ik per toeval stuitte op de bewijzen van haar intimiteit die zij met de gemenerik in kwestie kon hebben. Ik walgde van hem op allerlei manieren, ik moest er van kreunen.
Ik herinner me ook dat ik een keer heel erg egoïstisch was geweest toen mijn moeder ziek was. Ziekte is een goede graadmeter van egoïsme. Er moesten bij mijn moeder poliepen weggehaald worden uit haar neus. Het liet me net zo koud als het jaar nul. Misschien omdat ik me altijd afstandelijk hield van mijn moeder, en dat moest ook, voor de goede gang van zaken, ik bedoel, een goede gang van zaken zonder al te ernstige schokken, zonder ontsporingen. En het is nogal niet vervelend om poliepen uit je neus te moeten laten weghalen, vooral omdat het op reis gebeurde, tijdens de vakantie. Want die verschrikking was er ook nog, de vakantie… Met vakantie moest en zou mijn moeder mij altijd overal mee naar toe slepen; mijn vader bleef in Parijs. Het was al een kwelling toen ik nog heel klein was, toen ik nog op de tast leefde. Mijn moeder, die was aardig, gezellig, en had weinig geld, en zij ging naar derderangs gezinspensions. Ze hield van mensen, maakte met iedereen contact, had altijd wat te vertellen, kon goed luisteren… Ik haatte die dikke grove lakens, de waskom en de lampetkan, de eetzaal met de smerige tafellakens, de pukkelkoppen die met me wilden flirten… Ik droomde van mijn eigen bed, mijn eigen muren, mijn piano, mijn Parijs, en van degene die misschien wel op me wachtte…
Mijn moeder stond nooit stil bij het feit of zij misschien toevallig inbreuk op mijn leven zou maken, of waar ik van droomde, wat ik voelde, wat ik wilde worden. Ze stoorde mij, drong zich aan me op, drong mij goede dingen op die zij voor mij had uitgekozen, offerde zich zo ongelukkig aan me op dat ik maar één ding wenste : van haar af te zijn. Maar om even terug te komen op die neuspoliepen… Mijn moeder kreeg een huilbui vlak voor ze naar de kliniek ging, niet omdat ze bang was voor de operatie, maar vanwege mijn drakerige onverschilligheid. Ik dacht er niet over om met haar mee te gaan, haar te vragen wat er zou gaan gebeuren, of ze pijn had, of ze bang was… niets. Toch was ik al vijftien en ik begreep al heel goed dat het niet prettig was, zo’n kleine operatieve ingreep. Ik dacht er gewoon niet aan, aan alles wat met mijn moeder te maken had, ik wilde het niet horen, niet zien, en vooral niet tijdens de vakantie. Alles bij haar hinderde me, stoorde me. Ze hield niet veel van me, heel weinig, ze deed immers niets om mij een plezier te doen, maar wel alles om me te modelleren. Daarna kreeg ik het voor elkaar om op mezelf te gaan wonen en zangles te nemen.
Mijn moeder is uiteindelijk naar haar lieflijke geboortehuisje teruggegaan, in Brive, met een tuintje, maar ze zou me niet gevraagd hebben om met vakantie naar Brive te komen… Nee, we moesten met haar karige spaarcentjes op reis met zijn tweetjes, naar Zwitserland, naar Italië, ze ontzegde zich allerlei dingen om me mee naar zee te nemen en naar de bergen en ik beantwoordde haar opofferingen met de meest zwartgallige ondankbaarheid. Wat heeft ze niet allemaal voor me opgeofferd, mijn arme moeder, voor mijn ongeluk! Wat heeft ze me niet allemaal laten missen, ontwrichten, verstikken … Altijd maar weer moest ik overal mee ophouden, opdat ik op de meest intense momenten van mijn leven, vanuit mijn werk, mijn plannen en mijn verwachtingen, naar een of ander strand zou gaan, of gotische kunst met haar moest gaan bewonderen… Ik vergezelde haar, natuurlijk vergezelde ik haar, om te huilen en een hekel aan haar te krijgen, jazeker, een hekel aan haar te hebben. Egoïsme! Dat is zo eenvoudig nog niet, egoïsme. Ik heb familie in verschillende uithoeken van de provincie, notarissen, kleine industriëlen en grote agrariërs… Mijn vader kwam ook uit Brive, net als mijn moeder. Hij was naar Parijs getrokken en had zijn vrouw meegenomen. Zij zijn de provinciaaltjes gebleven zoals toen zij er waren aangekomen, maar ik ben als Parisienne ter wereld gekomen.
Mijn vader was ambtenaar, met een leventje dat lijnrecht was, en ondanks de snuisterijtjes van mijn moeder bleef ons huis altijd een notariskantoor. Mijn vader was al een hele tijd dood toen ik een zangtournee begon waardoor ik een beetje bekend werd. Daarvóór had ik alleen in kleine nachtclubjes gezongen en de familie rilde : een zangeres met “ realistisch repertoire ”, dat stelt niet veel voor … Maar toen ik succes begon te krijgen werd het nog erger: kijk haar nu, zo verwaand, verloochenaar, en, vooral, nog egoïstischer dan eerst. Ben ik nou echt zo’n monster dat men zegt dat ik ben? Ik observeer mezelf, ik houd mezelf heel goed in de gaten … Maar, eerlijk, mijn familie heeft me altijd dwarsgezeten, en er is niets veranderd in de gevoelens die ik voor hen heb. En sinds ik mijn moeder niet meer hoef te sparen, houd ik me op afstand voor zover zij mij daartoe de mogelijkheid geven. En, eigenlijk zie ik in dat ik best wel wat aardige eigenschappen heb. En die zijn dat des te meer omdat het gebaren uit reflexen zijn, en ook al zie ik het af en toe bewust, anderen weten daar nooit iets van. Maar laten we het daar maar niet over hebben, want het zou nog eens gênant kunnen zijn, voor mezelf, en voor degenen die het aangaat. Ik vertel dit allemaal om bij die bewuste avond aan te komen, toen van het één het ander kwam, vanwege het denkbeeld dat men van mijn egoïsme maakt, en van mijn reacties op die denkbeelden … Kortom …